Category

Voeding

Category

Ik heb het tijdens een podcast met Thomas de Vries van Dit Keer Wel een keer kort over meditatie gehad. Heel simpel eigenlijk: zijn vraag was of ik wel eens mediteer, waarop mijn antwoord nee was. Ik mediteer niet in de traditionele zin van het woord, gaf ik aan, maar doe wel aan “actieve meditatie”. Dat houdt eigenlijk in dat je “mindful” bent terwijl je je leven leidt zoals je normaal doet. Dat kan terwijl je aan het douchen bent of de hond uitlaat. Niet met je telefoon bezig zijn. Niet stoer kijken naar iedereen die langs je loopt omdat je zo een grote vent bent. Maar je alleen maar concentreren op je ademhaling, je stappen en de gedachten die voorbij komen.

Mindfulness is niets meer of minder dan je bewust in het nu bevinden.

Daarmee is in principe de introductie voor dit artikel afgerond.

En ondanks dat dat voor sommige mensen anno 2018 nog steeds zweverig klinkt, is niets minder waar. Meditatie wordt meer en meer toegepast door de rationele en sceptische geest. Niet alleen maar door 24-jarige vrouwen die acht maanden per jaar op Bali wonen en hun overtollige XTC gebruik proberen te verbloemen door veel havermout met frambozen te eten.

Terug naar het punt: hoe kan mindfulness je helpen afvallen?

Veel van het advies dat wordt gegeven om af te vallen, is gebaseerd op wat optimaal is volgens de wetenschap. En daar is niets mis mee. Het is immers de aanpak waar wij ook bijna altijd voor kiezen. Het probleem is vaak dat je het advies krijgt om meer groente te eten. Of meer aardappelen. Dat is allemaal ontzettend verzadigend. Daardoor eet je minder, krijg je minder calorieën binnen en val je over de lange termijn af. Als het goed is. Behalve bij alle mensen die daar niet in slagen.

De reden daarvoor is heel simpel: wie wil er verdomme nou elke dag een kilo aardappelen wegvreten of anderhalf uur bezig zijn met een salade? Je bent toch geen Vlaamse reus?

Wij als mens zijn tegenwoordig vrijwel niets anders dan reactief. Zo staan we in het leven. Wat ik met reactief bedoel, is dat alles wat we doen, een reactie is op invloeden van buitenaf. Het werk dat je doet is in opdracht van je baas, je krabt zonder na te denken aan je jeukende arm, je schiet uit je slof in het verkeer, je wordt in een leeg gat van kattenvideo’s gezogen op YouTube en, het belangrijkste voor de context van dit artikel, je stopt eten in je waffel zodra je de kleinste hoeveelheid trek ervaart.

Het probleem is dat hoe vaker je iets doet, hoe makkelijker en vaker je het doet zonder erover na te denken. Oftewel, een gewoonte.

Op welk punt hebben we met zijn allen besloten dat we de kleinste ongemakken, zoals trek, niet meer kunnen verdragen? Zijn we als soort zodanig verwend en verzwakt dat we geen half uur met een licht knorrend maagje het leven aankunnen?

Hint: ja, dat zijn we.

We zijn ons direct bewust van het ongemak dat we ervaren, maar besteden weinig tijd aan accepteren dat het onderdeel zou kunnen zijn van het proces. Als we aan krachtsport doen, accepteren we fysiek ongemak en spierpijn. Als we aan teamsporten doen accepteren we het ongemak van vroeg uit je bed komen in het weekend of onder de douche moeten naast iemand met een schrikbarend grote penis waardoor je nachtenlang onzeker wakker ligt. Als we aan vechtsporten doen accepteren we een high-kick tegen onze kin. Als we ondernemen accepteren we soms wel jaren van financieel ongemak.

Maar voor honger willen we direct een oplossing. Nu gelijk. Caloriearme snacks, tips, lifehacks, pilletjes en poeders. Alles wat ervoor zou kunnen zorgen dat die onacceptabele en ondraaglijke honger nu eindelijk eens stopt. Nee, stel je voor dat je als west-Europeaan langer dan drie uur moet leven zonder eten in dat gat in je gezicht te schuiven. Heb je de memo gemist waarop stond dat honger af en toe of zelfs regelmatig onderdeel is van het proces?

Afvallen is jezelf vrijwillig uithongeren. Accepteer dat dat gevoel erbij hoort. Het is prima – zelfs begrijpelijk – dat je naar manieren zoekt om het jezelf minder moeilijk te maken. Je kan het jezelf minder moeilijk maken, maar niet makkelijk. Nooit makkelijk. Als je met die instelling problemen wilt oplossen – dat het makkelijk moet – zul je nooit geschikte antwoorden vinden. Want die antwoorden zijn er niet.

Allemaal leuk, maar hoe helpt mindfulness me dan met afvallen?

Probeer eens vaker bewust om te gaan met wat je voelt. Wat je echt voelt op momenten dat je wilt eten. En vraag je dan eens af in hoeverre het nu nodig is om iets aan die drang te doen. Hoe vaak heb je eerder in je leven honger gehad en hoe vaak ben je daar ongedeerd van af gekomen?

Doe het niet alleen met honger, maar met alle gevoelens en gedachtes die dagelijks passeren. Probeer eens niet gelijk te jeuken als je iets voelt kriebelen. Ervaar het gevoel eens een minuut. Het gaat vrijwel altijd vanzelf over.

We draaien zo ongelooflijk veel op de automatische piloot en als die piloot jou elke dag naar bergen calorieën vliegt, wordt dat gegarandeerd een probleem.

Ik ben ervan overtuigd dat je de meest onschuldige en nietszeggende tegenslagen – als je het überhaupt zo kunt noemen – als honger zou kunnen verdragen, op momenten dat je het simpelweg accepteert. Zoals je ook het branderige gevoel van een schaafwond accepteert nadat je gevallen bent. Dan ga je toch ook niet drie dagen zitten janken op de bank?

Begrijp me niet verkeerd. Ik weet dat het genuanceerder ligt dan dat. Een schaafwond kun je niet direct oplossen. Financiële vrijheid kun je als ondernemer ook niet direct verkrijgen. Acceptatie is in die situaties de meest logische keuze, omdat je anders doordraait.

Honger kun je wel direct stillen. Altijd en overal. En daarom geven we er continue aan toe.

Maar ook daar komt mindfulness weer om de hoek kijken. Bewust worden van het feit dat je dat allemaal doet, om bovenstaande redenen, is een belangrijke eerste stap. En soms ook gelijk de laatste. Het stelt je in staat in jezelf te keren en zelf een doordachte keuze te maken, voordat je je weer volledig laat leiden door alles wat er om je heen gebeurt. Voordat je weer compleet de controle verliest.

Start daar eens mee. De controle beetje bij beetje terugkrijgen over de dingen die je doet en op welke manier je dat doet. Je bent zelf grotendeels regisseur van je eigen bestaan, maar daar moet je wel zelf voor kiezen. Uiteindelijk is het nu niet veel meer dan het gevolg van alle kleine en grote keuzes die we tot nu toe hebben gemaakt. Je kunt alleen maar kiezen als je je bewust bent van het feit dat je een keuze hebt. En die heb je elke keer weer net voordat je een gezonde acai bowl van 1900 calorieën verslindt.  

In dit artikel wordt er een onderwerp behandeld waar nog steeds veel verwarring bij heerst. Hoe vaak zou je per dag moeten eten? En op welke tijdstippen kan ik het beste eten? Dit artikel gaat over Maaltijdfrequentie en Timing, de vierde laag van de piramide van voeding en prioriteit.

Maaltijdfrequentie

Het idee dat je 6-8 maaltijden per dag moét eten of überhaupt dat het beter is, is niet gebaseerd op feiten. Hoe groot en gespierd de persoon ook is die dit zegt, het is een onjuiste stelling. De stelling dat veel maaltijden eten een voordeel biedt voor het metabolisme is simpelweg achterhaald en de wetenschap heeft dit is dan ook regelmatig ontkracht.

Allereerst is optimale maaltijd timing en frequentie erg persoonlijk. De timing en frequentie waarmee je kunt eten is namelijk erg afhankelijk van meerdere factoren uit jouw persoonlijke levenssituatie. Het is daarom belangrijk te benadrukken dat:

De beste maaltijd timing en frequentie voor jou, de timing en frequentie is die bij jouw persoonlijke levenssituatie past.

Het kost je lichaam precies dezelfde hoeveelheid energie om 2000 calorieën uit eten in één keer te verwerken, dan dat het je lichaam kost om de 2000 calorieën verdeeld over 4 kleinere maaltijden van 500 calorieën te verwerken.

Kleinere maaltijden eten kan wel zijn voordelen hebben, omdat veel mensen het moeilijk vinden om grotere maaltijden te eten.

Bij het samenstellen van jouw dieet en je voedingspatroon, is het belangrijk om rekening te houden met hoeveel voeding (zowel calorieën als hoeveelheid eten) je per dag nodig hebt, hoeveel je wilt binnenkrijgen per maaltijd en op welke momenten je in staat bent om te eten.

Iemand die ontzettend veel calorieën nodig heeft, zal waarschijnlijk kiezen voor meerdere maaltijden op een dag omdat het makkelijker is om zo je calorieën binnen te krijgen. Terwijl iemand die erg weinig calorieën eet, er waarschijnlijk beter voor kan kiezen om wat grotere maaltijden te eten om zo nog enigszins vol te raken.

Zo zie je dat het ontzettend per persoon kan verschillen. Uiteindelijk is de beste maaltijdfrequentie de maaltijdfrequentie die ervoor zorgt dat jij je met zo min mogelijk moeite aan je caloriebehoefte kan houden en je voorziet van de juiste energie op de momenten dat jij dat nodig hebt.

Maaltijd timing

In tegenstelling tot maaltijdfrequentie, kan het slim plannen en timen van je maaltijden zeker zo zijn voordelen hebben als je regelmatig in de sportschool te vinden bent en het realiseren van spiergroei je doel is.  Voedingsstoffen rondom je training kunnen namelijk wel invloed hebben op je uiteindelijke resultaat.

Het is niet nodig om direct na je training een eiwitshake tevoorschijn te halen om spiergroei te realiseren en optimaal gebruik te maken van de anabolische staat waarin je lichaam  verkeert, maar als je toch ergens de mogelijkheid hebt om je voeding verder te optimaliseren, dan zou ik adviseren om aandacht te besteden aan de volgende richtlijnen:

  • Probeer zoveel mogelijk op vaste momenten van de dag te eten. Consistente planning van je maaltijden zorgt voor een goede regulatie van de honger en voorkomt zo dat je tussen de maaltijden door honger hebt.
  • Probeer een maaltijd frequentie van 3 tot 6 maaltijden aan te houden, op vaste tijden. Probeer de maaltijden zoveel mogelijk te verspreiden over de dag, maar houd het wel praktisch.
  • Probeer binnen ~60 minuten na het trainen een makkelijk te verbeteren eiwitbron te nuttigen, zoals bijvoorbeeld een eiwitpoeder, eieren, kipfilet. Een eiwit shake is in dit geval optimaal, maar een gebalanceerde maaltijd die eiwitten/koolhydraten bevat is ook voldoende.
  • Probeer voor het slapen een maaltijd te nuttigen waar ~30-40 gram eiwit in zit.

Wanneer je de bovenstaande richtlijnen aanhoudt voor je maaltijd timing en frequentie dan hoef je je verder geen zorgen te maken over de timing en frequentie van je maaltijden.

Het lichaam doet er over het algemeen langer ook over om sommige maaltijden te verteren dan de meeste mensen denken. Hierdoor kan het zijn dat je een maaltijd nuttigt voor de training, die eigenlijk pas compleet verteerd en opgenomen is 2 uur na je training. Als je gedurende de dag meerdere maaltijden eet, is het daarom niet nodig om je zorgen te maken of je wel of niet extra moet eten direct na je training.

Het is tegenwoordig ook weer mode om te zeggen dat maaltijd timing en frequentie helemaal niet belangrijk is. Deze statement is ook niet correct, want het maakt wel degelijk uit, mits de eerder behandelde componenten uit de artikelreeks ook volledig onder controle zijn en je doelstellingen hiermee in lijn liggen. Maaltijd timing en frequentie kunnen (bijvoorbeeld) voor een bodybuilder in voorbereiding het verschil maken, terwijl het voor de doorsnee persoon die een aantal kilo’s wilt afvallen geen noemenswaardig verschil maakt.

Hoe zit het met supplementen. Zijn ze daadwerkelijk belangrijk? En heb ik ze nodig om optimaal resultaat the behalen? Dat behandel ik in het volgende artikel en tevens de laatste laag van de piramide van voeding en prioriteit; Supplementen

Zo’n zestien jaar geleden heb ik als jonge kerel last gehad van obesitas. In die situatie merkte je nog niets van je ongezonde leefstijl. Geen één diëtist hielp met gedragsverandering en mijn omgeving. Alles kwam erop terecht dat het mijn eigen schuld was. Destijds geloof je een hoop, maar na vele jaren studies en ervaring merk je dat er toch veel meer schuilt achter de problematiek.

Blijf je obees in je gedachte?

Helaas merk je inderdaad dat obesitas zijn na-effecten heeft. Bij sommige kan dit overtollig huidweefsel zijn, terwijl het bij een ander vooral de drang is naar continu willen overeten (of uiteraard beide).

Word je een getrainde overeter als je jarenlang teveel eet? Vele hebben het dan over het hormoon “leptine”. Een functie van dit hormoon is dat de hersenen het signaal krijgt dat het vol zit.
Bij een zeldzame (!!) situatie kan je last hebben van een leptine deficiëntie [1]. Dit noemen ze in onderzoek [1] een primaire hyperfagie (abnormale verhoogde eetlust). Zo valt een hoofdtrauma (ongeluk bijv.) onder secundaire hyperfagie en onregelmatige eet-intervallen onder tertiaire hyperfagie. De tertiaire variant is de meeste voorkomende manier van overeten.

In bovenstaande situatie als getrainde overeter wordt er niet bedoeld dat er een deficiëntie is van leptine, maar dat het oorspronkelijke leptinesignaal wordt verzwakt. In het boek [2] van R. van Berkel wordt gesproken over leptineresistentie. De resistentie wordt dan ontwikkeld door jarenlang continu te overeten.  Als je dan afslankt, versterkt het leptinesignaal weer. Echter, dit is een gebied welke nog vaker onderzocht moet worden.

Als je puur kijkt naar het hormoon en de eventuele theorie erachter, dan zal je in principe obesitas kunnen verslaan (fysiek). Wanneer ik dit richt op mijn eigen situatie, dan kan dit een reden zijn dat mijn situatie na zestien jaar nog steeds goed is. Alleen mentaal blijft een lastige situatie, omdat vele factoren een rol spelen en ook verschilt het per individu. Denk bijvoorbeeld aan de factoren: familie, vrienden, marketing van bedrijven, intrinsieke motivatie en meerdere factoren een rol spelen.

Onverzadigbare eetlust

De fysieke kant is eventueel te koppelen aan een oplossing/theorie, maar mentaal nog niet echt. De onverzadigbare eetlust (zwart gat) blijft na zestien jaar alsnog aanwezig, maar wat je wel merkt is dat het “zwarte gat” minder groot is. Een soort bodemdrift die gehanteerd blijft: wanneer de zak op is, dan zit je vol. Een zak M&M’s is zo weg als je er niet bewust mee omgaat.

Vooral als je lekkernijen in het zicht legt, is de kans groot dat je meer gaat eten/drinken [8]. Zo zijn er meerdere voorbeelden die worden gegeven in deze review [8]:

  1. Hoe groter de zak, hoe meer je eet (zelfs als de smaak niet oké is)
  2. Mensen en 43% meer met een pastagerecht toen de portiegrootte 50% groter was
  3. Hoe meer gezelschap, hoe groter de energie-inname (bij één persoon 28% meer, welke bleef stijgen tot 71% met meer personen)
  4. Kopiëren van andermans voedingsgerelateerde keuze
  5. Men kocht meer Franse wijnen tijdens het luisteren van Franse muziek

Het gewoonte van eten wordt een automatisme, waardoor je niet bewust weet wat je eet. Jezelf bewust maken helpt enigszins, maar je vervalt snel in oude gewoontes [9]. Het is niet een definitieve oplossing, omdat die niemand heeft.

Interne strijd?

Met interne strijd wordt hier bedoeld dat je continu in jezelf gaat overleggen of het een verstandige keuze is bij het desbetreffende onderwerp. Dit is een terugkerend fenomeen welke vaak veel energie kost. Het liefst wil het lichaam een automatisme vormen, waardoor je zo min mogelijk energie kwijt bent aan het maken van keuzes.

Is het dan een (tijdelijke) oplossing om de interne strijd te voorkomen? Jazeker! Het vermijden van situaties waarbij je jouw wilskracht gebruikt (kost namelijk energie) zorgt ervoor dat je minder vaak energie verspilt. Teveel wilskracht gebruiken kan ervoor zorgen dat je opgebrand raakt aan het einde van de dag en kiest voor makkelijkere opties. Als je opgebrand raakt heb je weinig zin om iets anders te doen dan een automatisme. Een automatisme kost geen concentratie en weinig mentale energie.

Denk maar aan autorijden en hoe weinig je nadenkt over het schakelen, remmen of gassen. Als elke stap energie zou kosten, dan waren wij allemaal opgebrand geweest na een uur autorijden. Wij, als mens, weten ook hoe makkelijk het is om een hand te stoppen in een zak en tegelijkertijd een Netflix-serie te kijken.

Over Netflix gesproken: televisie kijken verhoogde de calorie-inname bij kinderen met 167 kilocalorieën [10]. Het beeld vergroot namelijk de kans dat je niet meer bewust gaat nadenken over de hoeveelheid dat je eet. Zelfs in dit onderzoek [11] geven ze aan dat 33,5% van de jongens en 30,9% van de meisjes televisie keken tijdens het avondeten.

Is obesitas een zwakte?

Als je nu nog vooroordelen hebt richting mensen met zwaar overgewicht, dan moet je eens goed achter je oren krabben. Tegenwoordig wordt er een sterke obesogene omgeving gevormd, waardoor de kans op obesitas toeneemt. Zoals eerder genoemd spelen bedrijven hier een rol in. Ze spelen op ons in via visuele codes en sensorieke codes. Dus denk aan TV-beelden (visueel) en smaak (sensoriek).

Als jij denkt aan je favoriete maaltijd, dan eet je in 95% (geen hard getal) van de gevallen meer dan je wil. Je vindt aan de ene kant dat je het verdient na een lange dag mentaal te hebben ingespannen. Heb je het fysiek nodig? Nee, je hebt rust en ontspanning nodig.
Denk nu eens logisch na: “word je nu echt langdurig gelukkig van eten?”.

Slapen en stress invloed op overgewicht?

Over ontspanning gesproken, het is tegenwoordig dat slaaptekort zeker een rol speelt in de obesogene omgeving. Je hebt natuurlijk verschillende redenen, waardoor je niet of minder slaapt: externe factoren (bijv.: verwachtingen van anderen, gepest worden, geluidsoverlast) en interne factoren (bijv.: piekeren, lat te hoog leggen). Door dit slaaptekort ga je uiteindelijk meer eten (ghrelinehormoon stijgt – trekgevoelens) [3, 4, 5]. Vaak is een aanpak van slaapgedrag in combinatie van de juiste ontspanning vaak al een stevige (tijdelijke?) oplossing.

Bovendien zit onze maatschappij vol met stressoren die dagelijks veel stress met zich meebrengen. Acute stress is geen enkel probleem, omdat het cortisol tijdelijk stijgt. Daarmee werd de energie-inname (kilocalorieën) juist verlaagd [6]. Dit, terwijl met chronische stress (langere periode) juist de energie-inname werd verhoogd [7].

Laatste opmerking

Door dit verhaal merk je al dat obesitas een complex probleem is, waarvoor wij als professionals (nog)  geen oplossing weten die levenslang werkt. Het afslanken is in principe een makkelijk proces, maar het volhouden niet. Mensen blijven eten toch zien als een soort verlosser die alle zonden weghaalt. Wij gaan eten zien als therapie, terwijl het een overlevingsmiddel is en waar je af en toe van moet genieten.
Misschien begint de aanpassing bij het veranderen van je slaapgedrag en het aanpakken van stress!

Praktische toepassingen

  • Veroordeel, als toeschouwer, mensen met overgewicht niet
  • Voorkom situaties waarin je teveel lekkernijen om je heen hebt
  • Koop kleinere zakken van de lekkernijen
  • Kan je niet om een feestje heen? Eet volumerijke voeding (veel groente en fruit) van te voren
  • Zorg ervoor dat je lekkernijen niet open en bloot ergens neerlegt waar je het continu ziet
  • Schenk een kleine portie in een bakje in plaats van de hele zak mee te nemen naar de bank
  • Zorg voor voldoende ontspanning door iets wat je leuk vindt: sauna, uitje met vrienden, enzovoort
  • Slaapgedrag kan je verbeteren door: blauw licht filteren op je telefoon/laptop, voorkom teveel drinken voor het slapengaan
  • Zorg voor voldoende beweging, omdat dit stress verlaagt

Referenties

  1. A. M. Sharma and R. Padwa (2009) Obesity is a sign – over-eating is a symptom: an aetiological framework for the assessment and management of obesity. Obesity Reviews
  2. van Berkel, R. (2015) Overgewicht en obesitas: de feiten op een rij. Uitgeverij: Pumbo.nl
  3. Broussard, J.L., Kilkus, J.M, Delebecque, F., Abraham, V., Day, A., Whitmore, H.R. & Tasali, E. (2015) Elevated ghrelin predicts food intake during experimental sleep restriction. Obesity Research Journal
  4. Shahrad Taheri, Ling Lin, Diane Austin, Terry Young, Emmanuel Mignot (2004) Short Sleep Duration Is Associated with Reduced Leptin, Elevated Ghrelin, and Increased Body Mass Index. PLOS Medicine Publishing
  5. Schmid, S.M., Hallschmid, M., Jauch-Chara, K., Born, J. & Schultes, B. (2008) A single night of sleep deprivation increases ghrelin levels and feelings of hunger in normal-weight healthy men. Journal of Sleep Research
  6. Harvard Mental Health (2012) “Letter Why stress causes people to overeat” artikel gevonden 09 november 2016 op: http://www.health.harvard.edu/newsletter_article/why-stress-causes-people-to-overeat
  7. Torres, Susan and Nowson, Caryl (2007) Relationship between stress, eating behavior and obesity. Nutrition, vol. 23, no. 11-12, pp. 887-894.
  8. Cohen, D.C. & Farley, T.A. (2008) Eating as an automatic Behavior. Prev. Santa Monica: Chronic Diseases
  9. Tielemeijer W.L., Thomas C.A. & Prast H.M. (2009) De menselijke beslisser: over de psychologie van keuze en gedrag. Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Amsterdam: Amsterdam University
  10. Wiecha, J.L., Peterson, K.E. & Ludwig, D.S. (2006) When children eat what they watch. Arch. Pediatr. Adolesc. Med. 436-442
  11. Feldman, S.F., Eisenberg, M.E., Neumark-Sztainer, D. & Story, M. (2007) Associations between watching TV during Family Meals and Dietary Intake among Adolescents. Nutritional Educational Behaviour 257-263

De basisprincipes van voeding: Micronutriënten (4/6)

Micronutriënten zijn, net zoals macronutriënten, voedingsstoffen die je lichaam nodig heeft om optimaal te functioneren. In tegenstelling tot Macronutriënten bevatten micronutriënten alleen géén calorieën en leveren ze dus ook geen energie. Wel zijn ze essentieel voor een goede stofwisseling, helpen ze bij de afbraak en opname van voeding, vormen ze hormonen en enzymen en dragen ze bij aan een goede gezondheid.

Micronutriënten zijn onder te verdelen in drie groepen;

  • Vitaminen 
  • Mineralen 
  • Sporenelementen. 

Vitamines

Er zijn in totaal 13 verschillende soorten vitamines; A, B1, B2, B3, B5 B6, B8, B11, B12, C, D, E en K. Deze vitamines zijn weer in te delen in vitamines die in vet oplosbaar zijn en vitamines die in water oplosbaar zijn.

A, D, E en K zijn vitamines die in vet oplosbaar zijn. Deze vet oplosbare vitamines komen vooral voor in voedingsvetten en het lichaam kan deze vitamines niet of nauwelijks opslaan.

De vitamines B1, B2, B3, B5 B6, B8, B11, B12 en C zijn in water oplosbare vitamines die in het vocht zitten van voedingsmiddelen.

Deze vitamines kunnen (behalve B12) níet opgeslagen worden in het lichaam en je zult ze je dagelijks moeten aanvullen en er genoeg van binnenkrijgen. Afhankelijk van het type vitamine hebben we elke dag enkele microgrammen tot tientallen milligrammen nodig. Een vitaminetekort komt niet vaak voor doordat een gevarieerd voedingspatroon meestal alle nodige vitamines levert.

Woon je net zoals ik in Nederland, dan is de kans groot dat je een helaas een vitamine D tekort creëert omdat de zon hier nooit schijnt.  Vitamine D is namelijk een van de weinige vitamines die zelf door het lichaam aangemaakt kan worden in de huid, doormiddel van zonlicht. Hierdoor is de kans dat je een tekort aan vitamine D creëert in Nederland best aannemelijk.

Mineralen

Mineralen zijn, net zoals vitamines, stoffen die in kleine hoeveelheden voorkomen in voeding. Mineralen komen voornamelijk uit gesteenten. Planten en dieren nemen deze mineralen op waardoor ze weer in ons eten en drinken terecht komen. Er is ook bijna nooit sprake van een mineralentekort, doordat een gevarieerd voedingspatroon meestal al alle mineralen bevat en het lichaam er niet veel van nodig heeft.

Mineralen zijn; Calcium, Chloor, Fosfor, Kalium, Natrium en Magnesium.

Spoorelementen

Spoorelementen zijn eigenlijk hetzelfde als mineralen, alleen dan heeft het lichaam ze maar in minimale hoeveelheid nodig. Grote hoeveelheden spoorelementen kunnen ook zelfs schadelijk zijn.

Spoorelementen zijn; Chroom, Fluoride, IJzer, Jodium, Mangaan, Molybdeen, Seleen en Zink.

Hoeveel vitamines en mineralen hebben we nou echt nodig?

De Aanbevolen Dagelijkse Hoeveelheid (ADH) vitamines, mineralen en spoorelementen is gebaseerd op de behoefte van 97,50% van de bevolking, met daar bovenop nog een ruime marge om rekening te houden met de spreiding van de bevolking. Dit betekent dat slechts 2,5% voordeel zou halen uit een hogere vitamine-inname dan de ADH, en het merendeel van de bevolking aan minder ook al voldoende heeft.

Als iemand structureel minder vitamines binnenkrijgt dan de ADH, betekent dit nog niet automatisch dat er sprake is van een vitaminetekort. De kans is groot dat deze persoon nog steeds hoort bij de 97,5% van de bevolking die met minder ook al voldoende heeft.

Dit maakt het alleen niet minder belangrijk om te letten op je micronutriënten inname. Een gevarieerd voedingspatroon bestaande uit voldoende groentes en fruit is erg belangrijk en het levert de vitamines en mineralen om je lichaam optimaal te laten functioneren. Een gevarieerd voedingspatroon bestaande uit genoeg groentes en fruit en zonder het schrappen van bepaalde productgroepen, zou voldoende moeten zijn om een tekort aan micronutriënten te voorkomen.

Eet je niet gevarieerd en weinig groentes en fruit, is een multi-vitamine als supplement aan te raden om hiermee je tekort aan vitamines en mineralen te compenseren.

Heb je je altijd al afgevraagd wanneer nou het beste tijdstip is om te eten? En hoe vaak je zou moeten eten om optimaal resultaat te behalen? Dit behandel ik volgende week in het artikel over Maaltijdfrequentie en Timing. De vierde laag van de piramide.

Je bent als krachtsporter toch altijd benieuwd naar trainingsmethodes van andere krachtsporters. Zo hoor je als Personal Trainer best wat verhalen aan, maar kom je ook een hoop vreemde strategieën tegen. Één van die vreemde strategieën is dat je gewicht per oefening omlaag gaat als je aan het afslanken/cutten bent. Waarom is dat vreemd?

Afslanken betekent toch minder energie-inname?

Dat heb je helemaal goed! Jouw energiebalans (energie/kilocalorieën in, energie/kilocalorieën uit) bepaalt in welke mate je jezelf kunt ontwikkelen met sportprestaties (voedingsgebied). Een topsporter die naar een wedstrijdseizoen gaat, zal niet een afslankperiode gaan starten (tenzij je in een bepaalde gewichtsklasse wil komen – ander verhaal, andere strategieën!).

pastedGraphic.png
Figuur 1: “Glucose wordt glycogeen (energievoorrraad) – zit in de lever en spieren”

Natuurlijk wordt jouw energie-inname ingevuld met allerlei voedingsmiddelen. Als je kijkt naar krachttraining, dan zit je vaak goed als je tussen 1,2 – 2,0 gram eiwit per kilogram lichaamsgewicht per dag eet. Vaak vul je dit aan met 20-30% (van de totale kilocalorieën op de dag) vet en de rest koolhydraten.

Het is interessant om te vertellen over koolhydraten voor krachttraining, omdat eiwitten altijd worden besproken alsof ze een heilige graal zijn. Koolhydraten worden namelijk omgezet in glucose en komen veelal terecht in het glycogeen (energievoorraad – zie figuur 1) en bij overschot aan energie (kilocalorieën) kan het worden omgezet in vetweefsel. Het glycogeen zit in de lever en bij de spieren. Echter, bij meeste krachttraining situaties zal vooral het lokale spierglycogeen worden aangesproken.

Het is zo dat je als krachtsporter minder koolhydraten nodig hebt dan een intensieve duursporter (bijv. marathon). Je maakt vaak met hoge intensiteit krachttraining en middelmatige volume (6-9 sets per spiergroep per week) zo’n 36-39% op van je glycogeen [1]. Echter, de meeste krachtsporters halen 12+ sets per spiergroep per week en er wordt dus gespeculeerd dat er meer aan glycogeen opgaat.

Bij intensieve duursport is er een grote kans dat je glycogeenvoorraad helemaal opraakt (ook in de lever). Dus het andere overgebleven deel van glycogeen bij krachttraining kan worden gebruikt voor het herstel van de spieren na een training. Het glycogeen herstelt zich altijd, zelfs door vet en eiwit. Het herstel van glycogeen wordt bepaald door de mate van depletie (opraken), de hoeveelheid aanwezige voedingsstoffen, de hoeveelheid insuline (hormoon) en/of herstel actief (bewegen) of passief (stilzitten) is [2]. Even een verschil tussen twee situaties die op elkaar lijken, maar wel verschillen:

  1. Je traint elke training tot spierfalen (totdat je niet meer kan)
  2. Je traint elke training tot 80-90% van spierfalen

Bij situatie één zal het glycogeen meer worden gebruikt, omdat je tot spierfalen traint (6 sets van 12 herhalingen tot spierfalen met de leg extension maakt 38% van het glycogeen op in de vastus lateralis). Tot falen gaan kost het lichaam meer energie en heeft dus ook meer hersteltijd.

In principe logisch, omdat je met trainen tot spierfalen vaak net één tot drie herhalingen verder gaat dan situatie twee (ligt aan het trainingsschema). Bij situatie twee gebruiken ze vaak een bepaalde meting door middel van de “Rate of Perceived Exertion” (RPE). Dit is een subjectieve meting om te bepalen hoe zwaar een set is geweest en of dit zwaarder of lichter kan.
De besproken punten zijn hieronder opgesomd en in de hoop dat je het nog kunt volgen:

  • Glycogeen raakt minder snel op bij krachttraining dan intensieve duurtraining
  • Glycogeen herstelt zich afhankelijk van de graad van depletie, hoeveelheid insuline en/of je actief of passief herstelt
  • Trainen tot spierfalen gebruikt meet glycogeen dan een situatie waarin je niet gaat tot spierfalen

Alleen je wil dat het glycogeenherstel zo snel mogelijk gebeurt. Vandaar de keuze om wel wat koolhydraten toe te voegen in je krachttraining, omdat koolhydraten het glycogeenherstel bevorderen [3]. Een kanttekening bij het onderzoek van Burke [3] is dat het vaak over atleten gaat met de hoeveelheid koolhydraten die zij in dat onderzoek aanraden. Zijn artikelen zijn verder top als het gaat om glycogeenherstel bij sport(en).

Verder speelt de energiebalans een rol, omdat dit het onderscheid maakt tussen optimale gainzzz of minder optimaal. Hieronder wordt het duidelijker wat hiermee wordt bedoeld.

Optimaal versus minder optimaal

Je lichaam kan zich fantastisch herstellen als complex mechanisme. Eiwitten worden dan gebruikt voor herstel en opbouw van nieuwe eiwitten (spieren bijvoorbeeld). Echter wanneer je in een licht energietekort (bijv. -100 tot -500 kilocalorieën per dag) zit, zal een deel van de opbouw verloren gaan. Dit verloren stuk (eiwit) wordt dan gebruikt voor energie (proces heet: gluconeogenese). Dit betekent niet dat je ineens van 100% gainzz naar 0% gainzz gaat. Dat zal ontzettend vreemd zijn om zo zwart-wit te kijken.

Hetzelfde geldt als je koolhydraatarm eet met een energietekort (doel = afslanken) en daardoor meer eiwit verliest in je urine, ondanks je grote hoeveelheden eiwit die je elke dag inneemt. Eiwit wordt dan hier ook vaker als energiestof gebruikt. Betekent dit dat je 0% vooruitgaat? Hoe klinkt je dit zelf in de oren? Dat is toch vreemd als je alles geeft in een training en dan ineens helemaal niets vooruitgaat, omdat je in een licht energietekort zit? Gelukkig zijn wij geprezen, want niet alles gaat verloren.

Met krachttraining bouw je bijvoorbeeld weer meer eiwit op, maar blijft er onderaan de streep minder over voor de (spier)ontwikkeling dan wanneer je voldoende energie eet.
Deze bovenstaande punten zijn de reden dat je spreekt van optimaal vooruitgaan en minder optimaal.

Let op (1): 1000 kilocalorieën in de min is vragen om problemen met trainen. Je valt wel af, maar je mentale toestand zal je training niet positief beïnvloeden. Daarnaast is kans op een leeg glycogeenniveau erg hoog. Zoals eerder besproken wil je ook niet dat je glycogeen helemaal uitgeput raakt!

Let op (2): bunkeren met 1000 kilocalorieën in de plus is zonde, want je komt veel vetmassa aan!

Praktische tips tijdens afslanken & krachttraining

Dit onderdeel is helemaal niet zo moeilijk! Als jij aan het afslanken bent en je wil nog goed kunnen trainen (subjectief gemeten bij vele cliënten), dan moet je als volgt aan de slag gaan:

Trainingsdag

Op een trainingsdag met alleen kracht verbrand je meestal met een traditionele variant zo’n 150-250 kilocalorieën per uur sportschool (je zit 50% stil door de setpauzes!). Dat is niet veel. Dus het is niet nodig om meer te eten op een trainingsdag waarop je één uur in de sportschool bent. Met 2 uur ploeteren in de sportschool haal je 300-500 kilocalorieën, omdat je hier ook 50% van de tijd rust hebt.

Voor de training: 300-500 kcal (eiwit/koolhydraten/beetje vet?)
Na de training: 300-500 kcal (eiwit/beetje koolhydraten?/beetje vet?)

De rest van de maaltijden er omheen eet je gewoon je andere kilocalorieën die in je dieet voorgeschreven staan. Het moment dat je veel energie nodig hebt, is tijdens je training. Daar moet je energiestoffen hebben om alles te kunnen geven.

De energie erna is om herstel te bevorderen bij fanatieke krachtsporters of sporters die later op de dag weer iets intensiefs voor het lichaam gepland hebben.
Bij beginners is timing van maaltijden minder belangrijk. Althans, de maaltijd ervoor is wel een goed advies voor beginners om niet flauw te worden tijdens de training. Denk aan een situatie waarin iemand wil afslanken, maar wel een lichte stijging in kracht wil hebben.

Bovendien staat er in het voorbeeld dat je een beetje koolhydraten nodig hebt na de training, maar dat is in principe onnodig in grote hoeveelheden (zie eerdere stuk over glycogeen). De indeling ligt dus puur aan de situatie van de krachtsporter.

Als laatste opmerking hier is dat je bij een lagere totale kilocalorie-inname per dag eerder neigt naar 300 kilocalorieën voor de training en juist kiest voor 500 kilocalorieën voor een training bij een hogere totale calorie-inname per dag (je moet toch ergens je kilocalorieën binnenkrijgen).

Voorbeeld:
– 1500 kcal totale inname  300 kilocalorieën voor de training
– 2000 kcal totale inname  400 kilocalorieën voor de training
– 2500 kcal totale inname  400-500 kilocalorieën voor de training

Dit zijn geen harde cijfers, maar het voorkomt dat je met een appel en een beetje kwark (150-200 kcal) een zware training ingaat. Door zo weinig te eten/drinken gaat je totale trainingsvolume (sets x herhalingen x gewicht) in een afslankperiode door vermoeidheid omlaag en dat wil je niet! Die trainingsvolume moet het liefst elke week gelijk blijven of gematigd stijgen met uitzondering van blessureperiodes.

Geen trainingsdag

Volg je huidige dieet gewoon op, zodat je in die kilocalorieëntekort terecht komt met de juiste verdeling in eiwit, koolhydraten en vet. Het is onnodig om hier iets te timen, tenzij je bijvoorbeeld iemand gaat helpen met verhuizen. Geef je zelf energie op de momenten dat je het daadwerkelijk nodig hebt voor lichamelijk arbeid. Niet, omdat je vier uur lang mentaal moet focussen op een deadline voor werk…

Why….?

Waarom je training extra fysiek zwaar maken door een afslankperiode? Dat is toch niet perse nodig?
Wees er wel van bewust dat het hier over de fysieke kant van training gaat. De mentale kant van een afslankperiode betekent dat je vaker minder zin hebt om te trainen, maar daar heb je soms wat supplementen (cafeïne) voor. Supplementen zijn echter niet nodig als je je gewoon goed voelt!

Conclusies:

  • Energie speelt een rol bij vooruitgang of achteruitgang van het lichaam
  • Krachttraining maakt minder glycogeen op dan intensieve duurtraining
  • De mate van het herstel van glycogeen wordt bepaald door de mate van depletie, hoeveelheid insuline, hoeveelheid aanwezige voedingsstoffen
  • Trainen tot spierfalen maakt het glycogeen meer op dan niet tot spierfalen te trainen
  • Koolhydraten herstellen het glycogeen sneller dan alleen eiwitten/vetten (de mate van koolhydraat-inname ligt puur aan de situatie van de sporter)
  • In een bulk-fase zitten met 1000 kilocalorieën in de plus is onzinnig (geldt ook voor cutfase met 1000 kilocalorieën in de min) als het gaat om training & adaptatie van het lichaam
  • Op trainingsdagen voor en na je training meer energie (kilocalorieën) nuttigen om de training met meer fysieke energie te kunnen voltooien
  • Op niet-trainingsdagen gewoon je voorgeschreven dieet aanhouden met de juiste verhoudingen van eiwitten/koolhydraten/vetten
  • Dieet heeft niet alleen een fysieke impact, maar ook mentaal. Het sloopt soms je motivatie om te gaan sporten en wees daar op voorbereid!
  • Blijf je volume (sets x herhalingen x gewicht) zoveel mogelijk vasthouden!

Succes met de trainingen.
Laat gerust weten wat je ervan vindt!

Referenties

  1. Aragon, A.A & Schoenfeld, B.J. (2013) Nutrient timing revisited: is there a post-exercise anabolic window? Journal of the International Society of Sports Nutrition
  2. Price, T.B., Laurent, D., Petersen, K.F., Rothman, D.L. & Shulman, G.I. (2000) Glycogen loading alters muscle glycogen resynthesis after exercise. Journal of Applied Physiology Published 1 February 2000 Vol. 88 no. 2, 698-704
  3. Burke, L.M., Kien, B. & Ivy, J.L. (2003) Carbohydrates and fat for training and recovery. Journal of Sports Sciences, volume 22, 15–30

De eerste laag van de piramide van voeding en prioriteit is de Energiebalans en Calorie-inname. Deze laag is de basis. Hier begint het allemaal mee en het heeft de hoogste prioriteit. Of je doel nou het verliezen van vet of het aankomen van spier is, je zult altijd te maken krijgen met de energiebalans en de bijbehorende calorie-inname.

Je lichaam is constant bezig met het verbranden van energie om te zorgen dat het optimaal blijft functioneren. De energie die het hiervoor nodig heeft, krijgen wij binnen doormiddel van voeding. Voeding bevat energie die we uitdrukken in Kilocalorieën of Calorieën. Één Kilocalorie staat gelijk aan 1000 Calorieën.

Je lichaam blijft in balans qua gewicht en lichaamssamenstelling als de hoeveelheid calorieën (energie) die er binnenkomen, gelijk staan aan de hoeveelheid calorieën die eruit gaan. Dat wordt ook wel de energiebalans genoemd.

Een negatieve energiebalans wil zeggen dat je dagelijks meer calorieën verbrandt dan dat je consumeert. Hierdoor val je af en zul je vet verliezen. Het is onmogelijk, hoewel sommigen anders beweren, om af te vallen en vet te verliezen zónder een negatieve energiebalans te creëren.

Een positieve energiebalans wil zeggen dat je dagelijks meer calorieën consumeert dan dat je verbrandt, en hierdoor zul je aankomen.

Deze verschillende vormen van de energiebalans bereik je dus doormiddel van je dagelijkse calorie-inname.

Hoeveel calorieën heb je per dag nodig?

We kennen allemaal het advies van het voedingscentrum. Volwassen mannen zouden per dag 2500 calorieën nodig hebben en volwassen vrouwen 2000. Het is te simpel om dit klakkeloos over te nemen en dit advies blind te volgen. Je gewicht, lengte, dagelijkse activiteit en sport zijn allemaal factoren die je dagelijks energieverbruik beïnvloeden en hierdoor is er niet een juist aantal voor iedereen. Wel zijn er tal van berekeningen die je helpen om je persoonlijke caloriebehoefte te weten te komen.

Een algemene berekening die je kunt gebruiken is:

30 calorieën per kilo lichaamsgewicht.

Een man van 80 kilo zou daarmee uitkomen op een energiebalans van 30 X 80 = 2400 calorieën.
Een vrouw van 70 kilo zou daarmee uitkomen op een energiebalans van 30 X 70 = 2100 calorieën.

Volgens deze berekening zou dat het aantal calorieën zijn die je lichaam nodig heeft om te functioneren en op gewicht te blijven. Dit is een algemene berekening waarbij het resultaat per persoon uiteindelijk kan verschillen. Als je met de auto naar je werk gaat, vervolgens de hele dag op kantoor zit en ’s avonds op de bank zit met een zak pinda’s heb je waarschijnlijk een lagere energiebalans. Ga je fietsend naar je werk en ben je vervolgens de gehele dag actief ligt je energiebalans waarschijnlijk hoger.

De algemene berekening kun je gebruiken als een richtlijn en vanuit daar kun je aanpassingen maken.

Hoe creëer ik een negatieve energiebalans?

Als je vet en gewicht wilt verliezen, zul je zoals al eerdergenoemd een negatieve energiebalans moeten creëren. Om in een negatieve energiebalans terecht te komen moet je meer calorieën verbranden dan dat je consumeert. Om dit calorietekort te creëren en uiteindelijk in een negatieve energiebalans terecht te komen kun je meerdere dingen doen.

1. Minder eten
2. Meer bewegen
3. Een combinatie van allebei

Een combinatie van beide is voor de meesten ideaal. Minder calorieën binnenkrijgen en daarnaast sporten om je dagelijkse verbranding wat te verhogen. Hierdoor kom je gemakkelijker in een negatieve energiebalans terecht.

Hoeveel calorieën moet ik minderen om af te vallen? 

Iedereen wilt zo snel mogelijk resultaat en zoveel mogelijk afvallen in een zo kort mogelijke tijd. Crash-Diëten worden gevolgd waarin er extreem weinig calorieën geconsumeerd worden. Dit leidt natuurlijk naar een snelle gewichtsafname, aangezien iedereen afvalt op een dieet van 3 rijstwafels met kip en broccoli.

Dit is alleen nooit, maar dan ook nooit vol te houden op de lange termijn. Ook is de kans dat er spiermassa verloren gaat erg groot, en ik neem aan dat je dat liever wilt voorkomen.
Laten we er daarom maar van uit gaan dat je niet voor een Quick-Fix kiest, maar voor langdurig resultaat. Hierdoor raad ik aan om een normaal/middelmatig calorietekort van 20% te hanteren.

Onze man van 80 kilo heeft een energiebalans van 2400 calorieën. Met een calorietekort van 20% zou hij uitkomen op 1920 calorieën. Hierdoor is er een negatieve energiebalans gecreëerd, wat resulteert in vet verlies. Naarmate je meer en meer gewicht en vet verliest zal je energiebalans ook veranderen. Je hebt namelijk minder energie en calorieën nodig als je inmiddels 5 kilo bent afgevallen en nog maar 75 kilo weegt. Hierdoor zal je waarschijnlijk op een gegeven moment je calorie-inname wat moeten verlagen, of je dagelijkse activiteit verhogen wil je nog steeds verder vet verliezen.

Wat moet ik eten om af te vallen?

Het Paleo Dieet, Ketogenisch Dieet, Intermittent vasten, een dieet laag in Vetten of een dieet laag in Koolhydraten. Al deze verschillende vormen van diëten werken alleen als ze een calorietekort creëren. Het zijn geen magische diëten. Om af te vallen maakt het voor je lichaam namelijk niet uit wát je eet, maar hoeveel. Een calorietekort creëren en hiermee in een negatieve energiebalans terecht komen is het enige wat daar voor nodig is.
Creëer een calorietekort. Probeer meer groente en fruit te eten en schep niet meer 3 keer op tijdens het avondeten. Eet eiwitten, koolhydraten en vetten en sla je tussendoortjes over. Dan kom je al een heel eind.

Wat de verhoudingen tussen eiwitten, koolhydraten en vetten zijn behandel ik in het volgende artikel.

Hoeveel calorieën moet ik consumeren om aan te komen?

Nu kan het natuurlijk zo zijn dat je helemaal niet wilt afvallen, maar juist wilt aankomen en gespierder wilt worden. Om aan te komen en maximale spiergroei te realiseren moet je in een positieve energiebalans terecht komen en meer calorieën consumeren dan dat je verbrandt.

Voor dat je nu denkt dat je onbeperkt diagonaaltjes bij de FEBO naar binnen kan schuiven en tegelijkertijd maximale spiergroei realiseert heb je het helaas bij het verkeerde eind. Er zit een limiet aan hoeveel spiergroei mogelijk is, en dit limiet ligt niet hoger als je meer en meer gaat eten. Als de limiet van spiergroei bereikt is, zullen de overige calorieën die je consumeert namelijk niet gebruikt worden voor het herstel en groei van de spieren, maar voor de opslag van vet. En dit wil je te allen tijde voorkomen.

Wat je wél wilt is een situatie creëren, waarbij je spiergroei maximaliseert en de toename van vet zo laag mogelijk blijft.

Tenzij je doel is om er binnen 4 maanden uit te zien alsof je niet alleen bij de FEBO gegeten hebt, maar er ook bent blijven logeren raad ik je aan om een calorieoverschot van 20% te hanteren.

Onze man van 80 kilo heeft een energiebalans van 2400 calorieën. Met een calorieoverschot van 20% zou hij uitkomen op 2880 calorieën. Hierdoor is er een positieve energiebalans en een niet te groot calorieoverschot gecreëerd, wat resulteert in een goeie situatie voor spiergroei en een minimale toename van vet. Ook in deze situatie verandert je energiebalans als je inmiddels 85 kilo weegt. Hierdoor zul je op een gegeven moment je calorieën wat moeten verhogen, om nog steeds verder aan te komen.

Conclusie

De energiebalans verschilt per persoon. Gebruik de nummers en formules die ik genoemd heb als richtlijn voor jezelf. Wil je afvallen, maar merk je dat je gewicht stagneert of zelfs omhoog gaat? Verlaag dan je calorieën een beetje of verhoog je activiteit. Wil je aankomen, maar merk je dat je gewicht niet omhoog gaat? Dan zul je je calorie-inname wat moeten verhogen.

Heb geduld, vertrouw het proces en dan volgt resultaat vanzelf.

Dit was het eerste artikel over de eerste laag van de piramide van voeding en prioriteit: Energiebalans en Calorie-inname. Nu bestaan calorieën altijd uit de macronutriënten; Eiwitten, vetten of koolhydraten. Maar wat zijn de verhoudingen? Dat behandel ik volgende week in het artikel; Macronutriënten. De tweede laag van de piramide.

Voor veel mensen die niet in Burundi wonen is voortdurend eten in hun gezicht schuiven bijna net zo natuurlijk als ademen. Of lopen. Of allebei.

Er is echter ook een grote groep, waar ik zelf ook onder val, die meer moeite heeft met consistent genoeg eten om aan te komen.

Waarom zou je in godsnaam aan willen komen als afvallen dé trend is van de 21ste eeuw?

Dat kan verschillende redenen hebben, maar geen van allen is relevant.

Als iemand gewichtstoename wenst is het onze taak als coach of trainer om die persoon  daarbij te ondersteunen. Zonder dat het een negatieve invloed krijgt op de sport die ze beoefenen, hun levensstijl of hun gezondheid.

Ik hou er niet van om te zeggen dat iemand “veel” of “weinig” eet, omdat er in de context van voeding bijna geen termen subjectiever zijn. Ik zeg liever “genoeg”, in de zin van “genoeg eten om aan te komen”. Want dat is wat het is.

We kennen allemaal een persoon die zegt dat hij zo vreselijk veel eet, maar niet aankomt. Dat kan. Want dat is hoe hij het ervaart. Maar hij eet duidelijk niet genoeg om aan te komen. Anders kwam hij aan. De ervaring van een persoon staat niet per se gelijk aan de realiteit.

Het is dan ook helemaal niet gek dat wij regelmatig vragen gesteld krijgen over aankomen.

Hoe kun je aankomen, zonder elke dag een liter frituurvet te drinken?

De lijst hieronder is mijn persoonlijke top vijf. Waarbij ik begin met mijn minst favoriete optie.

5. Verhoog je inname van vetten (maar dus geen frituurvet)

Je kunt, zonder heel moeilijk te doen, je inname van vet te verhogen door boter, olie of bijvoorbeeld kokosvet toe te voegen aan verschillende maaltijden over de dag heen.

Eiwitten en koolhydraten leveren 4 calorieën aan energie per gram en vet 9 calorieën. Door een gram extra aan vet te eten, in plaats van de andere twee macronutriënten, krijg je meer dan het dubbele aan energie binnen.

Daarnaast levert een eetlepel aan olie al snel 100 calorieën op, zonder dat je daar veel van merkt.

Gebruik daarom een extra eetlepel of twee van olijfolie over je salade. Maar het kan ook gewoon over je warme maaltijden. Kokosvet toevoegen aan vleesgerechten kan ook erg lekker zijn, als je geniet van de smaak van kokos.

Te veel mensen hebben nog steeds onterecht een vetfobie. Daarom is het verhogen van de vet inname niet voor iedereen geschikt. Het is echter wel van belang om te voorkomen dat je consistent te weinig vetten consumeert.

Althans, dat is van belang als je waarde hecht aan je (hormonale) gezondheid.

4. Eet meer noten, zaden en pitten

Ik heb bijna altijd een zak met pistachenoten in de auto liggen. “Ja..”, hoor ik je denken, “maar ik hoef niet zoals jou het vetpercentage van een klomp roomboter te hebben” en dat begrijp ik.

Ondanks dat die zak pistachenoten bijdraagt aan mijn buitenproportionele kwarktassen*, verwacht ik van jou consumptie met mate.

Hier en daar een hand noten, zaden of pitten eten draagt niet alleen bij aan de gezondheid. Het levert ook gewoon veel energie op. Veel mensen vinden het ook lekker en het is te combineren met onwijs veel maaltijden.

Een ander voordeel is dat als je veel noten eet, het een veelvoorkomend gespreksonderwerp wordt. Dat biedt je vervolgens keer op keer de kans om mensen uit te leggen dat pinda’s peulvruchten zijn en geen noten. Dat levert je geheid veel vrienden en een langdurige relatie met een adembenemend mooie partner op.

Kortom: eet noten. Walnoten, hazelnoten, pecannoten, pistachenoten. En amandelen. Niet per se in die volgorde.

*synoniem voor tieten

3. Een balans vinden tussen volume en frequentie

Wij denken graag zwart-wit en nemen vaak niet de tijd om het eindeloze grijsgebied te verkennen.

Toen we massaal accepteerden dat je niet per se acht maaltijden per dag hoefde te eten “om het vuur aan te houden”, sloegen er veel mensen om naar drie maaltijden per dag.

Beide opties zijn prima, maar bij een hogere frequentie zijn de maaltijden over het algemeen kleiner dan bij een lagere frequentie.

Maar als je niet goed bent in grote maaltijden eten, wordt het lastig om bij een lage maaltijdsfrequentie genoeg calorieën binnen te krijgen over de dag heen.

Anderzijds geldt hetzelfde probleem. Als je het formaat van je maaltijden beperkt, omdat je weet dat over dertien minuten je volgende maaltijd op de planning staat, kan het zijn dat je calorie-inname over de dag heen niet voldoende is.

Overweeg eens om af te stappen van je gebruikelijke routine. Voeg bij een lage maaltijdsfrequentie een maaltijd toe, bijvoorbeeld voor het slapen gaan of haal er een of twee tussendoortjes af en vergroot de maaltijden die je momenteel eet.

2. Stap af van de term “cheaten”

Cheaten betekent letterlijk bedriegen, afzetten, oplichten of een van je andere favoriete synoniemen.

Dat wil zeggen dat er voor jou als individu een ongeschreven (of geschreven) wet of regel bestaat als het gaat om de voeding die je binnen “moet” krijgen. Zodra je daar van afwijkt, cheat je. Je wijkt af van je “healthy and clean nutrition plan”, dus je cheat.

Maar wat zijn je cheat maaltijden nu werkelijk? Altijd maaltijden waar je oprecht van geniet.

Het is best moeilijk om voldoende calorieën binnen te krijgen als je niets anders eet dan groene aspergetips uit een met PAM-spray ingevette pan naast drie korrels zilvervliesrijst en een kubusje koolvis van de C1000.

Het is niet onmogelijk, maar best lastig. Zeker als je waarde hecht aan je mentale gezondheid.

Deze tip is het meest vanzelfsprekend, maar wordt nog steeds te vaak genegeerd omdat de algemene gedachtegang nog steeds is dat het niet kan. Of dat het beter is om niet te doen, maar..

Eet vaker lekker eten. Echt lekker eten. Niet eten dat je tolereert omdat het een functie heeft.

Op het moment dat je gewichtstoename wenst, is het toevoegen van lekkere maaltijden – die meestal meer calorieën bevatten – gewoon top.

1. Probeer vloeibare maaltijden

Ik zou oprecht kunnen stellen dat vloeibare maaltijden mijn leven aanzienlijk hebben verbeterd.

Omdat ik altijd moeite heb gehad met consistent veel eten, bevond ik mij ook vaak in situaties waarin ik geïrriteerd of gestrest was omdat ik vond dat ik op dat moment nog te weinig had gegeten.

Weet je wel? Van die momenten rond twee uur in de middag waarop je beseft dat je alleen nog maar een cracker met een fruitvlieg op hebt en dat je nog allerlei plannen en afspraken hebt waardoor je net voor het slapen gaan 4200 calorieën binnen moet krijgen waarvan 180 gram aan eiwit.

Dat soort momenten zijn irritant.

Daarom ben ik bijna drie jaar geleden begonnen met de shakes van Jimmy Joy.

Het is echt onwijs simpel. Ik drink in de ochtend een shake met volle melk en heb direct een flinke hoeveelheid calorieën binnen.

Het nadeel van bijna alle “weight gainers” is dat ze voor het overgrote deel bestaan uit maltodextrine, dextrose of andere suikers. Suikers zijn het probleem niet. De merendeel van de lezers van deze blog weten inmiddels dat je naar het grote geheel dient te kijken. Het heeft geen nut om een enkel ingrediënt of een enkele macronutriënt los te beoordelen, tenzij je wel eens dertig suikerklontjes eet tijdens de lunch.

Daarnaast worden “goede” en “slechte” suikers uiteindelijk beide glucose. Het lichaam denkt niet in producten, zoals wij dat doen. Het voordeel van een banaan ten opzichte van een Snickers, is dat een banaan vitamines en mineralen bevat. Een banaan wint dus niet omdat het een ander “soort” suiker bevat, maar door de aanwezigheid van micronutriënten.

Kortom, toegevoegde suikers in een shake zijn niet per se slecht, maar als je echt zoekt naar een maaltijdvervanger, is een uitgebalanceerde shake wel gewenst.

Een goede vloeibare maaltijdvervanger zou daarom dus – net als een maaltijd – moeten bestaan uit een goede balans tussen eiwitten, koolhydraten en vetten. Dat er ook nog eens vezels bij zitten, is helemaal mooi meegenomen.

Dat is precies wat Jimmy Joy is en heeft voor mij daarom een aantal duidelijke voordelen:

  1. Slechts €1,67 voor 700 calorieën. Met die macro’s vind je echt geen goedkopere optie.
  2. Vitamines, mineralen, omega 3. De hele mikmak. Dus die supplementen hoef je ook minder (of helemaal niet) te gebruiken.
  3. Veel vezels. Mijn vezelinname is een regelrechte ramp. Een zak Jimmy Joy levert je 30 gram aan vezels. Oftewel: goed doorgesmeerde darmen en een verhoogde waterrekening elke maand.
  4. Per serving consumeer je 45 (!) gram eiwit, 17 gram vet, 88 gram koolhydraten en 10 gram vezels. Vind ik top.

De verschillende smaken houden het voor mij ook al die jaren interessant. Ik ben grote fan van chocolade en mango.

Mocht je Jimmy Joy een keer willen proberen, kun je het op deze website bestellen en eventueel de kortingscode “superdroog” gebruiken. Die heb ik niet bedacht. Want zo super ben ik niet.

Eigenlijk was dat het wel een beetje van mijn kant.

Heb jij nog tips waar anderen iets aan kunnen hebben? Of is er iets dat jou echt heeft geholpen?

Laat het dan hieronder in een reactie achter. Ik weet zeker dat je daar veel lezers mee kunt helpen.

Vaak worden alle personen met obesitas en/of overgewicht over één kam geschoren als het gaat om gezondheidsrisico’s. Is dat wel terecht?

Afvallen of afslanken?

In principe ken je deze begrippen tegenwoordig allebei gebruiken, maar bedoel je vooral afslanken als het gaat om overgewicht kwijt te raken. Afslanken heeft meer te maken met het verlagen van je vetpercentage, terwijl afvallen meer over het lichaamsgewicht gaat.

Lichaamsgewicht, wat zegt dat eigenlijk?

Lichaamsgewicht zegt helemaal niets. Alleen dat zwaartekracht je met zoveel kilogram op de grond/aarde drukt. Niemand weet dan hoeveel bot-, spier- of vetmassa je hebt.

Toch blijven mensen zich richten op het verminderen van lichaamsgewicht, omdat er ooit minder op de weegschaal stond. Klinkt best onzinnig als je bijvoorbeeld langer fanatiek krachttraining doet en spiermassa ontwikkelt, toch? Dit wil ook niet zeggen dat je een stijging van tien kilogram in lichaamsgewicht ineens moet negeren. Je stijgt niet zoveel kilogram in een zo’n korte periode met alleen spiermassa.

Wat wel een voordeel is van wegen is, dat je jouw lichaamsgewicht in de gaten kunt houden. Als je niet zoveel krachttraining doet, dan kan je zo zien of je teveel hebt gegeten en/of gedronken.
Advies: weeg één keer per week en houdt je lichaamsgewicht onder controle.
Advies twee: weeg niet in de ochtend, nadat je die avond ervoor een “all you can eat” buffet hebt gehad.

Hoe belangrijk is het om vetmassa te verminderen als het gaat om beweging? 

Vetmassa is voor je lichaam zinloos als het gaat om beweging. Het is daarin passief, waardoor teveel vetmassa overbodig is. Denk aan de belasting die de knieën (of andere gewrichten) extra mee moeten dragen. Hierdoor kan er op langere termijn sneller slijtage ontstaan in verschillende gewrichten.

Daarnaast ben je waarschijnlijk niet trots op de kilo’s overgewicht, omdat er een laagje vet over de buik of heupen zit. Niet trots zijn is prima, maar voorkom dat je jezelf minder gaat voelen ten opzichte van mensen die een “sixpack” hebben. Een sixpack maakt een mens niet beter dan iemand anders. Wat betekent een dikkere buik in 99% van de gevallen dan?

Visceraal vet (intra-abdominaal) – wit vet

Een vetsoort welke rondom de organen zit. Ook wordt dit type vet het meeste geassocieerd aan hart- en vaatziekten. Denk aan hartklachten, -infarcten, -stilstand, hoge bloeddruk, diabetes types II [1, 2, 3, 4]. Je bent niet meteen uitgesloten als je geen overgewicht hebt, want visceraal vet is voor iedereen gevaarlijk [5]. Daarom zijn slanke mensen niet per definitie gezonder en wordt dit vaak “thin-outside-fat-inside – TIFO” genoemd.

Verder wordt er volgens onderzoek visceraal vet ook sterk geassocieerd aan een vettige lever welke zorgt voor bijvoorbeeld insuline-resistentie [6]. Door insulineresistentie word je minder gevoelig voor het hormoon “insuline”. Hier wordt eigenlijk al gezegd dat vervetting aan de binnenkant zorgt voor een vergrote kans op diabetes type II. Dus een grote oplossing voor diabetes type II is vaak afslanken!

Als man en vrouw dezelfde hoeveelheid visceraal vet hebben, dan maken ze dezelfde kans op deze bovenstaande risico’s [6].

Subcutaan (onderhuids) – wit vet

Het vet wat onder de huid zit, noemen wij: subcutaan vet. Dit vet wordt wel gelinkt aan hart- en vaatziekten, maar wel in mindere mate dan visceraal vet [7]. Wanneer je het vetpercentage meet via een huidplooimeting, dan meten wij vooral subcutaan vet. Het geeft een indicatie van de algehele vetpercentage.

Een nadeel van zo’n huidplooimeting is dat je het niet kan gebruiken voor mensen met obesitas. Je pakt namelijk overtollig vetweefsel, welke zich vastkleeft aan de huid en spier. Dan is het onmogelijk om spier, vet en huid te onderscheiden. Laat staan dat de grijper om de huidplooi heen kan…

Man hebben een hogere kans op gezondheidsrisico’s
Helaas hebben mannen meer visceraal vet dan vrouwen (denk aan: appelfiguur). Bovendien heeft Zweden een grootschalig onderzoek gehad met 1462 vrouwen en 792 mannen, waarin bleek dat mannen vier keer zoveel kans hebben op hart- en vaatziekten [8].
Bij een ander onderzoek, met 458 vrouwen en 331 mannen, laten de resultaten zien dat mannen in elke leeftijdsfase meer visceraal vet hebben [9]. Zelfs bij dit onderzoek [10] geven zij aan dat mannen over het algemeen een hoger visceraal vetgehalte hebben. Sorry guys, we’re doomed.

Hoe zit het met vetweefsel bij vrouwen?
Zoals bij het kopje “man” duidelijk werd gemaakt, hebben vrouwen minder visceraal vet. Een pluspunt voor de vrouwen.

Daarnaast zijn de richtlijnen van een “gezond” vetpercentage in tabellen hoger bij vrouwen (20-30% tegenover 10-20% van mannen). Dit komt door een eventuele zwangerschap en borstvoeding [11], maar heeft het ook te maken met oestrogeenaanmaak (vrouwelijk hormoon). Ongesteldheid kan bijvoorbeeld ook verdwijnen wanneer een vrouw een te laag vetpercentage heeft (het vrouwelijk hormoon “oestrogeen” wordt dan te weinig aangemaakt). Denk aan vrouwen die meedoen aan modelwedstrijden en veel moeten afvallen van het modellenbureau. Het kan zelfs een graadje erger: anorexia.

Bovendien wordt er in een boek [12] aangegeven dat vrouwen na de menopauze meer vet op gaan slaan rondom de buikstreek. Het worden als ware mannen met hun vetopslag.

Buikomtrek en betrouwbaarheid
De buikomtrek wordt veel gebruikt als meetmiddel. Deze is nog het meest waardevol voor het schatten van iemand zijn/haar kans op gezondheidsrisico’s met betrekking tot buikvet (visceraal vet). Althans beter bij mannen volgens onderzoek [9].
Je kunt nauwelijks iets verkeerds doen aan het meten van een buikomtrek, zolang je maar elke keer dezelfde meetsituatie hebt.

Extraatje: bruin vet

Volwassenen hebben gemiddeld tussen de 0 – 130 gram bruin vet in het lichaam [13]. Echter neemt het steeds meer af wanneer wij ouder worden [14]. De locatie van dit bruin vet zit voornamelijk tussen de schouderbladen en rondom belangrijke organen, zoals: hart, de nieren en de lichaamsslagader.

Het verschil met wit vet is, dat bruin vet geen ATP (Adenosinetrifosfaat – zeg dit maar eens drie keer achter elkaar…) vormt. Bruin vet zet de vetzuren en glucose meteen om in warmte, waardoor het energiegebruik lichtelijk toeneemt. Je verbrandt meer kilocalorieën zonder wat te doen.
Je moet alleen wel wat in een koudere omgeving zitten, namelijk: 12-18 graden celcius [15].

Wil je meer weten over bruin vet? Dan raad ik je aan om het volgende artikel van R. van Berkel te lezen, aangezien hij uitgebreid over bruin vet heeft geschreven: https://www.iamafoodie.nl/bruin-vet-overgewicht-bestrijden/

Conclusies

  • Lichaamsgewicht alleen zegt niets over je gezondheid!
  • Weeg elke week om je lichaamsgewicht onder controle te houden
  • Visceraal vet (buikvet) is sterk geassocieerd aan hart- en vaatziekten, diabetes type II, enzovoort.
  • Subcutaan vet (onderhuids vet) is minder sterk geassocieerd aan hart- en vaatziekten, diabetes type II, enzovoort.
  • Visceraal vet wordt als vervetting van het lichaam gezien
  • Mannen hebben gemiddeld meer visceraal vet dan vrouwen
  • Bij vrouwen is het vetpercentage hoger, omdat zij eventueel zwanger kunnen raken en borstvoeding moeten geven.
  • Vrouwen met een te laag vetpercentage hebben vaak te weinig oestrogeenaanmaak, waardoor ze niet meer ongesteld worden.
  • Slanke mensen kunnen ook vervetting aan de binnenkant krijgen, waardoor de kans op diabetes type II en hart -en vaatziekten toeneemt.
  • Vrouwen slaan vet net zoals mannen op, zodra ze uit de menopauze zijn
  • Buikomtrek is het meest betrouwbaar als je de kans op gezondheidsrisico´s wil schatten (vooral beter bij mannen)

Referenties

  1. P. Kopelman (2006) Health risks associated with overweight and obesity. Obesity Reviews
  2. Guido A. Rosito, Joseph M. Massaro, Udo Hoffmann, Frederick L. Ruberg, Amir A. Mahabadi, Ramachandran S. Vasan, Christopher J. O’Donnell and Caroline S. Fox (2008) Pericardial Fat, Visceral Abdominal Fat, Cardiovascular Disease Risk Factors, and Vascular Calcification in a Community-Based Sample.
  3. Tadashi Nakamura, Katsuto Tokunaga, Iichiro Shimomura, Makoto Nishida, Shingo Yoshida, Kazuaki Kotani, A.H.M Waliul Islam, Yoshiaki Keno, Takashi Kobatake, Yoshiyuki Nagai, Shigenori Fujioka, Seiichiro Tarui, Yuji Matsuzawa (1994) Contribution of visceral fat accumulation to the development of coronary artery disease in non-obese men. Elsevier
  4. Yilji Matsiizawa, Taclushi Nakamura, Iichiro Shimomura, Kaziiaki Kotani  (1995) Visceral Fat Accumulation and Cardiovascular Disease. Obesity Research
  5. Tadashi Nakamura, Katsuto Tokunaga, Iichiro Shimomura, Makoto Nishida, Shingo Yoshida, Kazuaki Kotani, A.H.M Waliul Islam, Yoshiaki Keno, Takashi Kobatake, Yoshiyuki Nagai, Shigenori Fujioka, Seiichiro Tarui, Yuji Matsuzawa (1994) Contribution of visceral fat accumulation to the development of coronary artery disease in non-obese men. Elsevier
  6. Westerbacka, J; Corner, A; Tiikkainen, M; Tamminen, M; Vehkavaara, S; Hakkinen, AM; Fredriksson, Jenny & Yki-Jarvinen, H (2004) Women and men have similar amounts of liver and intra-abdominal fat, despite more subcutaneous fat in women: implications for sex differences in markers of cardiovascular risk. Diabetologie
  7. Yilji Matsiizawa, Taclushi Nakamura, Iichiro Shimomura, Kaziiaki Kotani  (1995) Visceral Fat Accumulation and Cardiovascular Disease. Obesity Research
  8. Bo Larsson, Calle Bengtsson, Per Björntorp, Leif Lapidus, Lars Sjöstrom, Kurt Svardsudd, Gösta Tlbblin, Hans Wedel, Lennart Welin, & Lars Wilhelmsen (1991) Is Abdominal Body Fat Distribution a Major Explanation for the Sex Difference in the Incidence of Myocardial Infarction? American Journal of Epidemiology
  9. T Rankinen, S-Y Kim, L PeÂrusse1, J-P DespreÂs1 and C Bouchard (1999) The prediction of abdominal visceral fat level from body composition and anthropometry: ROC analysis. International Journal of Obesity
  10. Harris et al. (2000) Waist Circumference and Sagittal Diameter Reflect Total Body Fat Better Than Visceral Fat in Older Men and Women: The Health, Aging and Body Composition Study. VIVO body compositions studies
  11. VICTOR L. KATCH, BARBARA CAMPAIGNE, PATTY FREEDSON, STANLEY SADY, FRANK I. KATCH, ALBERT R. BEHNKE (1980) Contribution of Breast Volume and Weight to Body Fat Distribution in Females. AMERICAN JOURNAL OF PHYSICAL ANTHROPOLOGY 53:93-100
  12. van Berkel, R. (2015) Overgewicht en obesitas: de feiten op een rij. Uitgeverij: Pumbo.nl
  13. van Marken Lichtenbelt W. Human brown fat and obesity: methodological aspects. Front Endocrinol (Lausanne). 2011 Oct 17;2:52.
  14. Cannon B, Nedergaard J. 2004. Brown adipose tissue: function and physiological significance. Physiol. Rev. 84:277–359.
  15. Saito M, Okamatsu-Ogura Y, Matsushita M, et al. High incidence of metabolically active brown adipose tissue in healthy adult humans: effects of cold exposure and adiposity. Diabetes. 2009;58:1526-31.

In de fitnessbranche wordt geregeld geroepen dat suiker verslavend is, omdat de mens neigt naar suikerrijke voedingsmiddelen. Klopt dit wel of is dit de zoveelste mythe?

Mens en oeroude ontwikkelingen

De mens is al vrij lang (lees: honderdduizenden jaren) op de wereld en ontwikkelt zich steeds meer door. Evolutie is een continu proces en heeft geen eindpunt.

In de vroegere tijden jaagden de jagers en verzamelaars om te overleven. Stel je de volgende situatie voor:

“Een jager kreeg van een bron te horen dat er hertensporen waren gevonden. Hierop besluit de jager de jacht te openen en verwacht dezelfde avond nog thuis te komen met een hert. Tijdens de jacht vindt hij een konijn, die hij vangt voor het vlees. Vervolgens ziet hij vele bekende (suikerrijke)vruchten, welke hij van de boom haalt en een groot deel van op eet. De rest neemt hij mee voor de groep thuis.
Daaropvolgend ontdekt de jager dat de hertensporen steeds vager worden en besluit om de jacht op te geven. Tijdens zijn terugtocht vindt hij een groepje konijnen en besluit om deze te doden en mee te nemen ter vervanging van het hertenvlees.”

In dit verhaal komen een aantal zaken naar voren:

  1. Als jager moest je jagen om te overleven
  2. De jager is volledig afhankelijk van zijn omgeving

Als jager moest je overleven, waardoor je zoveel mogelijk voedsel met een hoge voedingswaarde wilde hebben. Als je wil overleven, dan heeft je lichaam energie nodig. Energie duiden wij tegenwoordig aan in kilocalorieën.

Vet heeft negen kilocalorieën per gram, koolhydraten en eiwitten hebben maar vier kilocalorieën per gram.

De keuze voor vetrijk vlees was toen makkelijk gemaakt.

Zelfs de vruchten die jagers en verzamelaars aten, zaten boordevol (vruchten)suikers. De jagers aten dit omdat het in vele gevallen makkelijker te verkrijgen was (niet alle stammen hadden veel vruchten om zich heen).

Er waren zelfs jagers en verzamelaars die tussen de 3% en 50% aan koolhydraten aten [1]. Deze jagers en verzamelaars waren compleet afhankelijk van hun omgeving. Dus ze aten niet alleen maar proteïne en vet, wat je regelmatig hoort.

De jagers en verzamelaars hadden na het eten van zoete voedingsmiddelen niet de neiging om ineens al het fruit op te eten of kregen afkickverschijnselen van de suikers die zij aten. Zij wilden overleven en dat natuurlijke instinct is blijven doorontwikkelen, terwijl de voedingsindustrie sinds de industrialisatie (sinds 1860) in een rap tempo is ontwikkeld.

Tijdens die industrialisatie is gekozen voor een combinatie van een voedingsstof die vooral een hoge energiedichtheid heeft (vet) en een voedingsstof dat lekker smaakt (zoetigheid). De vele keuzes die zijn ontstaan voor vet- en suikerrijk eten zorgt voor een “obesogene omgeving” [2].

Dit is een omgeving die ervoor zorgt dat mensen een veel grotere kans hebben om obesitas (zwaar overgewicht) te ontwikkelen.

De keuze voor een voedingsmiddel heeft vooral te maken met smaak. Smaak zorgt voor een herhaling van eetgedrag.

Hoe lekkerder je het vindt, hoe meer je van iets neemt.

Helaas speelt de voedingsindustrie veel op onze smaak in door vetrijke voedingstoffen te combineren met bijvoorbeeld suiker en andere stoffen. Deze (smaak)combinatie heeft de voorkeur, omdat het alle voedingstoffen levert die wij nodig hebben om te overleven. Dit heeft echter niets te maken met een “verslaving”.

Zou jij bijvoorbeeld M&M’s eten als je weet dat je ervan gaat spugen? Je voorkeur voor deze calorierijke snack daalt dan enorm, omdat je weet wat voor negatieve gevolgen het heeft.

Bij harddrugs is smaak ondergeschikt en weet iedereen dat vele harddrugs (amfetamine, heroïne) veel negatieve gevolgen hebben. Desondanks nemen veel mensen alsnog een harddrug met verslavende effecten die de overhand hebben ten opzichte van smaak.

Smaken en voorkeursontwikkeling

In deze onderzoeken [2,3] wordt weergegeven dat de smaak “zoet” de voorkeur heeft ten opzichte van “zuur”, “zout” en/of “bitter” bij baby’s. Moedermelk is ook wat zoeter, waardoor de voorkeur waarschijnlijk ontstaat voor zoet.

De ontwikkeling van een voorkeur voor zout ontwikkelt zich pas bij vier maanden [2]. Alleen als ouders moet je niets forceren, omdat dan de voorkeur voor een voedingsmiddel afneemt bij het kind [3]. Een praktische tip: varieer en balanceer het uit.

Ook de voorkeur voor zoet alleen zorgt niet voor de toename van overgewicht. In dit onderzoek [4] wordt zelfs gezegd dat de omgeving veel meer invloed heeft op de toenemende cijfers van obesitas dan de voorkeur voor zoetigheid.

De ouders zijn verder van essentieel belang voor de eetomgeving van een baby en het leven dat erop volgt. Een smaakvoorkeur is dus per omgeving verschillend, maar kan ook weer per persoon verschillen. Het blijft een complex onderwerp, omdat de hersenen hierin een grote rol spelen.

De hersenen zijn nog lang niet helemaal in kaart gebracht, waardoor er zoveel gissingen worden gemaakt in een grijs gebied door gezondheidsprofessionals. In principe heb je niets aan gissingen, omdat elke afslankmethode vanuit die gissingen dan een gok is. Wel is het verstandig om te luisteren naar argumenten met stevige onderbouwingen, die gebruik maken van de beschikbare literatuur.

Herhaling van eetgedrag

Als je terugleest en kijkt naar voedingsmiddelen en eetgedrag, dan zie je dat herhaling in eetgedrag wordt veroorzaakt door voedingsmiddelen die jij specifiek lekker vindt en vetrijke voedingsmiddelen.

Dit zijn slechts een paar factoren die ervoor zorgen dat je bepaald eetgedrag blijft herhalen, want psychologie (gedrag/innerlijk) en neurologie (hersenen, zenuwen, enz.) spelen ook een rol.

Zo bestaat er ook een “bodemdrift”, waardoor je tot de bodem van een zak wil gaan en dan pas het signaal krijgt dat je vol zit (verzadigd). Zo was in een experiment getest met 54 personen of het lichaam reageert op visuele aanwijzingen dat je vol zit en een bak leeg is of niet [5].

Zo gebruikten zij bij een groep een soepkom dat zichzelf opnieuw vult (zonder dat zij het wisten) en een groep dat normale kommen met soep hadden. De groep met de zelfvullende kommen aten 73% meer en hadden het zelfs niet eens in de gaten!

Dit geeft aan dat er veel meer aan de hand is dan een voorkeur voor zoetigheid en dat wij moeten kijken naar psychoneurobiologie, waarin psychologie, neurologie en fysiologie samenkomen.

Laatste opmerking

Laten wij de term “suikerverslaving” vergeten en ons richten op de echte oorzaken waarom wij overeten en steeds meer overgewicht ontwikkelen.

Referenties

  1. Ströhle, A. & Hahn, A. (2011) Diets of modern hunter-gatherers vary substantially in their carbohydrate content depending on ecoenvironments: results from an ethnographic analysis. Nutrition Research Journal
  2. Leann L. Birch (1999) DEVELOPMENT OF FOOD PREFERENCES. Annual Reviews Nutrition
  3. D Benton (2004) Role of parents in the determination of the food preferences of children and the development of obesity. International Journal of Obesity
  4. A. Drewnowski (1997) PREFERENCES AND FOOD INTAKE. Annual review of nutrition
  5. Wansink B (2005), Painter JE, North J. Bottomless bowls: why visual cues of portion size may influence intake. Obes Res. 2005 Jan;13(1):93-100.

Mensen proberen continu af te slanken, maar zelfs bij hen die erin slagen, zie je vaak terugvalmomenten. Wat is de oorzaak van deze terugval? Is dat gebrek aan wilskracht of zijn er meerdere aspecten die een rol spelen? Onder één van deze aspecten valt de “omgeving” van een persoon. De omgeving is vaak een onbereikbaar aspect dat een zeer grote rol speelt in de obesitas-problematiek.

Wat houdt precies de omgeving in?

De omgeving is een allesomvattend begrip, maar tegelijkertijd is het ook onduidelijk wat hier allemaal onder valt. Voordat de factoren worden besproken, moet je ook weten wat de Body Mass Index (BMI) inhoudt, zodat je figuur 1.1. wat beter begrijpt. Dit geeft met een bepaalde waarde aan of je valt in de categorie: ondergewicht (<18), normaal gewicht (18-25), overgewicht (25-30) of zwaar overgewicht (30+). Deze waarde bepaal je door je lichaamsgewicht (in kilogram) te delen door “lengte x lengte” (in meter).

Uiteraard moet je een kanttekening plaatsen bij deze benadering, omdat hierbij geen rekening wordt gehouden met bijvoorbeeld spiermassa van een persoon. In het geval van obesitas (zwaar overgewicht) kan het vaak een goede benaderingswijze zijn om iemand te confronteren.

Terugkomend op de omgeving, hieronder worden de belangrijkste factoren benoemd [1]:

Figuur 1.1: de omgeving die van invloed is op de Body Mass Index (BMI) van een persoon.

Individuele factoren

Aan de linkerkant vind je voornamelijk de individuele en sociale factoren die meespelen in de omgeving. De “socioeconomic” is de financiële status waarin iemand verkeert (sociaal-economisch). Zo hebben bepaalde onderzoeken laten zien dat vrouwen die sociaal-economisch (Sociaal Economische Positie – SEP) niet sterk staan, zes keer zoveel kans maken om overgewicht te krijgen [2]. Alleen gaven zij in het onderzoek ook aan dat er veel meer onderzoek nodig is, omdat er teveel factoren misten in het huidige onderzoek (zeker heeft het wel een impact op je welzijn!).

Daarnaast geeft dit onderzoek ook dat causaliteit (oorzaak – gevolg) niet makkelijk te onderscheiden valt op dit gebied [5]. Je kunt namelijk nooit met volle zekerheid zeggen dat één variabel (in dit geval: een omgevingsfactor) de grootste oorzaak is van een negatief gevolg (obesitas). Daar zijn teveel factoren die een rol spelen.

Wel konden deze onderzoekers met meer zekerheid aangeven, dat obesitas een grotere kans heeft tot het leiden naar een lagere sociaal-economische-positie [7]. Deze positie wordt sterk beïnvloed door stigmatisering. Zo is dit Engelse artikel [3] ook een duidelijke weergave, waardoor je als obesitas-patiënt in een soort stigmatisering terecht komt.

Met stigmatisering wordt bedoeld: “iemand ten onrechte een slechte reputatie bezorgen, brandmerken”. Het Engelse artikel is geen wetenschappelijke publicatie, maar een weergave van de werkelijkheid wat nu gebeurt bij mensen met (zwaar) overgewicht: minder kans op sollicitatiegesprek, minder loon voor hetzelfde werk en geassocieerd met het stereotype “lui” & “incompetent”. Zo bespreekt dit artikel meerdere aspecten, maar deze viel vooral op als het gaat om de sociaal-economische positie van een persoon.

Verder staat er aan de linkerzijde dat je persoonlijke kenmerken ook meespelen bij het beïnvloeden van de BMI-waarde. Denk bijvoorbeeld aan de genetische aanleg om meer overgewicht te krijgen. Je hebt een onderzoek waar elk tweelingpaar precies dezelfde aantal kilocalorieën nuttigt [4], maar het verschil in gewichtsverlies is groot: 5,9 kilogram – 12,4 kilogram. Wat is die precieze oorzaak? De schildklier? Andere hormonen? Dit is onduidelijk…

Sociale factoren

Jouw familie en vrienden hebben zeker invloed op jouw eetgedrag. Denk aan een situatie waarin je uitgaat en vervolgens de groep zegt dat je gezellig mee alcohol moet drinken. Alles voor de “gezelligheid”. Wanneer je gevoelig bent voor zulke situaties, zal je vervolgens meer kilocalorieën nuttigen dan iemand die de drankjes weigert.

Daarnaast ligt het er ook aan uit welke cultuur je komt, omdat iedere cultuur anders omgaat met overgewicht. Zo merk je dat bepaalde culturen veel minder mensen met overgewicht hebben dan de Westerse cultuur. Waar ligt dat aan? Wordt overgewicht langzaam geaccepteerd in het Westen als “normaal”? Het Westen is wel een graaicultuur geworden, waar alles makkelijk is te verkrijgen. Dat is één van de omgevingsfactoren, waardoor de obesitascijfers blijven stijgen.

Obesitas wordt langzamerhand geaccepteerd, omdat niemand de totale oplossing heeft en iedereen er continu mee geconfronteerd wordt. Kijk maar om je heen! Even een voorbeeld hoe verschillende landen denken over het ideale lichaamstype:

Dit zijn drie verschillende ideale lichaamstypen. Het zegt niet altijd wat, want in 2008 heeft Colombia 17% van de bevolking obesitas tegenover 33% van de Verenigde Staten.
Wist je dat in Nauru (ligt bij de Filipijnen in de buurt) 71,1% van de bevolking (1100 inwoners) obesitas heeft? Aldus de bron [13]. Dit zal te maken hebben met een cultuur, waarin een dikkere buik een teken van welvaart is.

Nog een voorbeeld hoe een cultuur van een land een rol kan spelen bij overgewicht. Zo heeft een Aziaat in Azië veel minder kans om obesitas te krijgen dan iemand uit de Verenigde Staten [2]. Echter wanneer de Aziaat verhuist naar de Verenigde Staten, dan heeft diegene een veel grotere kans om obesitas te krijgen. Dit heeft te maken met de omgeving en dus ook sociaal-culturele factoren.

Een sociaal-culturele factor is de betekenis die een culturele groep geeft aan een begrip (in dit geval: obesitas). Dus als je leeft in een cultuur waar overgewicht normaal of geaccepteerd is, dan zal je een grote kans hebben om ook overgewicht te krijgen.

Zo heb je hieronder een duidelijke weergave van culturele aspecten die allemaal een rol spelen bij eetgedrag, wat uiteindelijk leidt tot overmatig eten en obesitas [2]:

Figuur 1.2 Sociaal-culturele factoren die energie-inname en -uitgave bepalen

Zoals je merkt staan de sociale-economische factoren er ook op, omdat de financiële achtergrond van een gebied ook een rol speelt bij eetgedrag (denk aan het eerdere voorbeeld van economische vooruitgang). Eigenlijk is de hele linkerzijde van figuur 1.1 ingevuld door figuur 1.2.

Wel is het interessant om te vermelden dat onderzoekers ook naar de gehuwde of ongehuwde staat hebben gekeken als het gaat om overgewicht. De onderzoekers geven zelf aan in hun systematic review (hoge bewijskracht) dat er veel tegenstrijdige onderzoeken zijn, maar zij konden wel concluderen dat je afslankt als je ongehuwd bent en aankomt in gewicht als je gehuwd bent [8, 9]. Wel kan deze lijn ongetwijfeld doorgetrokken worden naar relatie of geen relatie.

Zeg nu eerlijk, als je vriend(in) iets wil snacken, dan ben je snel geneigd om ook mee te eten! Je wordt er in ieder geval wel mee geconfronteerd.

Omgeving in het groot

Net zijn de factoren besproken die vooral op individueel vlak gelden. Dit zijn wel factoren die mee moeten worden genomen met de omgevingsfactoren, omdat alles met elkaar verbonden staat. Neem als voorbeeld als je meer welvarend bent, dat je ook eerder in een welvarende buurt woont.

Een welvarend gebied heeft vaak meer faciliteit dan een armer gebied. Dat verschil heeft ook invloed op de omgeving en ook gewicht. Als voorbeeld voor faciliteiten en de kans op overgewicht, geeft dit onderzoek [10] weer dat het hebben van trottoirs al ervoor zorgt dat de kans op overgewicht daalt (“Built environment” & “Transportation” voorbeelden van figuur 1.1).

Een voorbeeld waarin ze 12.873 Mexicanen hebben onderzocht in een arm gebied (“Economic influences” van figuur 1.1) [6]. Hieruit bleek dat weinig geld, weinig educatie, sociale status, enzovoort sterk gecorreleerd zijn met het ontwikkelen van obesitas. Deze correlatie zorgt ervoor dat je voorspellingen kunt doen of een indicatie is om causaliteit (oorzaak-gevolg) te gaan onderzoeken.

In Vietnam is overgewicht ook aan het stijgen van 2,0% naar 5,7% [7]. Natuurlijk is dit niets vergeleken met Nederland die sinds 2015 een overgewichtcijfer van 50,3% heeft. Een citaat uit het onderzoek:

“Economic growth and improved standard of living are associated with higher rates of overweight in nations in early stages of economic development.”

De eerste stadia van economische vooruitgang zijn sterk geassocieerd met het laten stijgen van overgewicht onder de populatie van een gebied. Dit betekent dat economische groei in het begin ervoor zorgt dat de overgewichtcijfers stijgen. Een gissing kan zijn dat in een verder stadium de inwoners zich meer kunnen veroorloven, waardoor ze meer in zichzelf gaan investeren. Denk hierbij aan kennis en professionals die zij kunnen bekostigen.

In de onderzoeken vermeldden ze ook regelmatig dat vrouwen sterker worden beïnvloed door hun sociaal-economische positie, maar dat verschilt ook per gebied en hoe welvarend ze zijn. Dat is echter een aparte tak die in dit artikel niet wordt besproken.

Als laatste wordt de veiligheid van de buurt (Neighbourhood safety) gekoppeld aan minder beweging. Zoals je weet is beweging belangrijk om de kans van overgewicht te verkleinen.
Zo bijvoorbeeld bij een systematic review die families als onderzoeksubject gebruikte [11]:

“Road safety and ‘stranger danger’ appear to be major causes of parental anxiety in relation to their children’s safety in the neighbourhood. Such concerns may cause parents to restrict their children’s outdoor play and active transport.”

Door een onveilige buurt mogen de kinderen minder vaak buiten spelen, waardoor er meer beweegarmoede ontstaat. Zo hebben onderzoekers ook gekeken in Boston naar veiligheid en beweging [12]. Het bleek dat overdag de inwoners zich onveilig voelden. Echter had dit geen impact op de bewegingshoeveelheid van een persoon. Wel konden de onderzoekers concluderen dat vrouwen in de avond/nacht 1.000 stappen minder maakten dan de man (5.000 stappen). Dat is een vermindering van 20% die de onderzoekers aangaven. Als je nadenkt, dan weet je dat je als vrouw niet ’s nachts door een park gaat rennen in verband met je eigen veiligheid.

Laatste adviezen en toevoegingen

Als je van plan bent om af te slanken en je hebt er altijd moeite mee gehad, dan wordt het eens tijd om je eigen omgeving aan te passen naar je nieuwe leefstijl. Wanneer je jezelf blijft verleiden met snacks in huis, dan zal je ongetwijfeld de keuze maken om toch te gaan snoepen.

Bereid je vrienden en familie voor op een leefstijlverandering, zodat zij je kunnen helpen. Aan een arm gezin kan je niets doen, maar niets hoeft je tegen te houden om meer te gaan bewegen of minder te eten/drinken. Overal is informatie te verkrijgen, maar volg de juiste personen die geen onzin verkopen. Voedzaam eten hoeft niet duur te zijn!

Zo zie je maar dat de omgeving op allerlei vlakken actief aan de gang is. De rol van een professional is om bepaalde factoren te herkennen en mee om te gaan. Je kunt niet van iemand verwachten dat diegene buiten gaat sporten als er nauwelijks tot geen faciliteiten voor zijn. Zelfs de hoeveelheid groen in een gebied bepaalt of je gezonder wordt of niet [14].

Bovendien kan je niet verwachten dat een persoon gemotiveerd is vanuit zichzelf als diegene niet opgegroeid is met beweging en/of een gezond eetpatroon. Als professional ben je tegenwoordig niet alleen meer bezig met voeding en/of sport, maar een complete leefstijlverandering.

Referenties

  1. Papas, M.A., Alberg, A.J., Ewing, R., Helzlsouer, K.J., Gary, T.L and Klassen, A.C. (2007) The Built Environment and Obesity. Epidemiologic Reviews: Vol. 29
  2. E Ekeland, F Heian, K B Hagen (2016) Can exercise improve self esteem in children and young people? A systematic review of randomised controlled trials. Br. Journal Sports Medicine
  3. Everly, R. (2017) Social Acceptance of Obese Individuals. Social Justice Solutions
  4. Hainer, V., Stunkard, A., KunesÏova, M., VSÏtich, J.P. and Allison, D.B. (2001) A twin study of weight loss and metabolic efficiency. International Journal of Obesity
  5. Sørensen TI (1995) Socio-economic aspects of obesity: causes or effects? International Journal of Obesity and Related Metabolic Disorders : Journal of the International Association for the Study of Obesity
  6. L. (2007) Socio-economic status and body mass index in low-income Mexican adults. Soc Sci Med. May; 64(10): 2030–2042
  7. Nguyen, M.D., Beresford, S.A.A. and Drewnowski, A. (2005) Trends in overweight by socio-economic status in Vietnam: 1992 to 2002. Public Health Nutrition: 10(2), 115–121
  8. E Ekeland, F Heian, K B Hagen (2016) Can exercise improve self esteem in children and young people? A systematic review of randomised controlled trials. Br. Journal Sports Medicine
  9. M. Sharma and R. Padwa (2009) Obesity is a sign – over-eating is a symptom: an aetiological framework for the assessment and management of obesity. Obesity Reviews
  10. Mia A. Papas, Anthony J. Alberg, Reid Ewing, Kathy J. Helzlsouer, Tiffany L. Gary, and Ann C. Klassen (2007) The Built Environment and Obesity. Epidemiologic Reviews
  11. Carver, A., Timperio, A., Crawford, D. (2008) Playing it safe: The influence of neighbourhood safety on children’s physical activity—A review
  12. Bennett, G.G., McNeill, L.H., Wolin, L.H., Duncan, D.T., Puleo, E., Emmons, K.M. (2007) Safe To Walk? Neighborhood Safety and Physical Activity Among Public Housing Residents
  13. Obesitascijfers per land geraadpleegd op 31 maart 2017 op:
    1. https://www.indexmundi.com/g/r.aspx?v=2228&l=nl
  14. “Artikel “’Voldoende bewijs dat groene wijken mensen gezonder maken’ geraadpleegd op 31 maart 2017 op:
    1. http://www.nu.nl/wonen-en-interieur/4142700/voldoende-bewijs-groene-wijken-mensen-gezonder-maken.html