Je maakt de laatste zin van je appje nog even af: “Ik ben onderweg schat, tot zo!”. Je legt je telefoon weg om je aandacht weer op de weg voor je te richten.
Je werpt je blik omhoog, maar wordt direct verblind door de koplampen van de auto die je verassend snel tegemoet rijdt. Te snel. Het ging maar om een fractie van een seconde, maar je realiseert je dat je te laat bent.
Je ogen knijpen zichzelf automatisch dicht en je geeft je over aan de duisternis die je als een groot zwart doek overvalt. Het is de laatste, onvrijwillige keuze die je ooit zult maken.
Je schrikt voor je gevoel maar een minuut later wakker en ligt met je ogen wijd open om je heen te kijken. Je brein heeft even nodig om alles een plek te geven. Je beweegt langzaam. Langzamer dan je gewend bent. En de kamer is slecht belicht.
Dan tref je boven je het gezicht van je moeder aan. Jullie blikken hebben elkaar eindelijk gevonden. Ze kijkt je met grote, liefdevolle ogen en een prachtige glimlach aan. Je voelt de warmte van haar af stralen. Het gevoel staat haaks op wat je zojuist in de auto overviel. Je voelt je welkom. Je voelt je thuis. Omringd door onvoorwaardelijke liefde en verbintenis.
Je wilt je hand uitsteken, maar voelt dat het niet gaat. Moeilijk. Je bewegingen zijn anders dan je gewend bent. Je lijf wilt niet meewerken. Zodra je arm meegeeft, vang je in je ooghoek de hand van een baby op. Het is jouw hand. Daar begin je steeds zekerder van te worden.
Ondanks de lichte paniek die je op voelt komen, krijg je steeds meer grip op de realiteit om je heen. Deze kamer ken je nog van vroeger. Hier hebben jullie in een ver verleden ooit gewoond. In inmiddels een ander leven. Maar je knippert even met je ogen en je wordt uit het paradijs getrokken.
Je ligt nu in het gras.
Omringd door vriendjes en vriendinnetjes die je je nog vaag herinnert. De een beter dan de ander. Sommigen van hen ben je al die tijd bevriend mee geweest, anderen ben je helaas vroegtijdig verloren. Dat is de oneerlijkheid van het leven waar je geen controle over hebt.
Jullie hebben het over jullie plannen voor de zomervakantie. De een vertelt het verhaal nog theatraler dan de ander. Overdreven, weet je inmiddels, maar je kunt niets anders dan overweldigd worden door het gevoel van nostalgie. Duurde de schoonheid van je jeugd maar langer. Wat een ongelooflijk leuke, maar veel te korte periode is dat geweest.
Je wilt opstaan om vol trots jouw verhaal te vertellen over de prachtige vakantie die je te wachten staat. Maar op het moment dat je de groep aan wilt spreken, voel je je ongemakkelijk.
Het gras is weg. De jeugdige onschuld is verdwenen.
Je voelt je nerveus. Misselijkmakend nerveus. Oordelende ogen kijken je aan en er wordt hier en daar onsuccesvol een lach onderdrukt.
“Verdomme”, denk je, “ik wil helemaal geen spreekbeurt geven.”
Je likt over je tanden en voelt je beugel zitten. Die beugel waar je zo verschrikkelijk graag van af wilt. Je hebt de bewuste keuze gemaakt je geluksgevoel uit te stellen tot dat moment. Het moment van de bevrijding. Dat jij herboren wordt als nieuw.
Zodra je beugel eruit gaat, ben je gelukkig. Dat weet je zeker. Al zouden je jeugdpuistjes ook wel mogen verdwijnen, als het even kan, maar dat is voor later een zorg.
Ondanks je droge mond en kletsnatte oksels, ga je een poging wagen. Nog even een keertje onnodig kuchen om iets meer tijd te rekken.
Maar je kuch verandert al snel in een oncontroleerbare hoest. Je merkt dat de tijd versnelt, elke keer dat er lucht je longen verlaat.
Je wilt het niet. Je probeert het te onderdrukken. Je weet waar dit toe leidt. Je weet wat het eindstation is. Als je nou nog even de tijd kunt vertragen, nog even na kunt genieten, dan kun je je content overgeven aan het verblindende witte licht.
Je moet alles geven om je nog enigszins te kunnen focussen. Hier en daar een momentje mee te pikken.
Je eerste ongemakkelijke zoen.
Al het onnodige verdriet om relaties die toen de wereld voor je betekenden, maar niets meer dan een van de vele fases uit ieders bestaan vormden.
Alle feestdagen met vrienden en familie, waar je elk jaar zo naar uit kon kijken.
De euforie toen je afstudeerde.
Toen je je rijbewijs haalde.
Je eerste serieuze baan.
Ook beelden van situaties die je liever anders had aangepakt, achteraf. Je spijt die je liever had betuigd aan mensen die je pijn hebt gedaan. Al was het onbewust. Je had nooit de intentie om iemands hart te breken. We proberen zo vaak mogelijk, zo veel mogelijk ons best te doen. We hebben zo veel ballen hoog te houden. Het kan soms niet anders dan dat je er eentje laat vallen, met alle gevolgen van dien.
Jij was toch ook maar mens? Waarom moest je dan voldoen aan onmenselijke eisen?
Beetje bij beetje komt het moment dichterbij. Het wordt onmogelijk om de tranen te onderdrukken. Je was er nog helemaal niet klaar voor. Alles kwam net een beetje op gang.
Die fractie van een seconde. Je kon het niet laten. Je moest per se dat onnodige bericht versturen. “Waarom?”, denk je nu.
Je verdriet maakt abrupt ruimte voor verwarring. Je snapt het even niet. Je pikt beelden op van jezelf, maar momenten die niet zijn gebeurd. Je ziet jezelf, maar je herkent geen haar op je hoofd. Je bent toeschouwer van een leven dat nog niet is geweest. Maar wel komen ging.
Je herkent de persoon die gefrustreerd in de auto zit niet. De persoon die met niets anders dan tegenzin weer in de file staat, onderweg naar de baan waar je helemaal niet naartoe wilt gaan. Om met mensen te werken waar je helemaal niet jezelf niet bij kunt zijn.
Je voelt afkeer voor het idee dat er een moment was in je leven, waarop je jezelf hebt wijsgemaakt dat je de controle kwijt bent geraakt.
Waar zat je met je hoofd?
Je kijkt toe naar hoe je je door een relatie heen worstelt. Jullie zijn er allebei al lang klaar mee. Dat weet je. Dat voel je. Maar je durft die stap niet te zetten. De knoop door te hakken. Je vertelt jezelf dat dat zielig is voor je partner, maar dat een relatie waarbij je elkaar niet meer van waarde bent en elkaars groei belemmert, wel acceptabel is. Je kunt elkaar maar beter negeren, dan elkaar pijn doen.
Waar is verdomme al je lef gebleven? Je had altijd zo veel dromen. Je wilde zo veel doen en bereiken. Wie is die persoon die in elk opzicht middelmatigheid accepteert?
Je zit niet lekker in je vel. Ging je maar vaker naar de sportschool. Kwam je maar meer voor jezelf op.
Je bent blij om te zien dat je nog een handvol goede vrienden hebt behouden. Dat geeft je weer tijdelijk het gevoel van comfort. Van bekendheid. Hoe eenzaam zou je zonder hen geworden zijn?
Beetje bij beetje komt het licht dichterbij. Je hebt je ogen nog net niet dicht. Je kunt nog door twee spleetjes heen turen. Hopend op enige vorm van verlossing.
Je bent op leeftijd. Niet oud. Niet jong. Je schat een jaar of zestig. Mensen waar je ontzettend veel van hield hebben minder geluk gehad dan jij. De gemiddelde leeftijd in Nederland is tachtig, dacht je altijd. Dan heb je nog alle tijd, vertelde je jezelf al die jaren. Ach joh, dat komt nog wel, was altijd het eerste dat uit je mond kwam. Niet stilstaand bij het feit dat er talloze mensen zijn die dat gemiddelde omlaag halen. Ook mensen waar jij mee te maken hebt.
Hoeveel jaar kun je jezelf wijsmaken dat je toch nog jong bent en het rustig aan kunt doen? Je ging er veel te veel van uit dat je wist wanneer het eindpunt zou naderen.
Maar die gevoelens onderdruk je. Dat is pessimistisch, vind je. Totdat de feiten je met een moker tegen je kop aan slaan. Overlijden was altijd je grootste angst. Maar nu weet je dat achterblijven nog veel erger is. Op dat punt kom je er niet onderuit en beland je in een omgeving die je alleen maar als de hel kunt omschrijven. Het eindeloze dieptepunt.
Je hoeft niet gelovig te zijn om de hel te ervaren.
Je bent inmiddels te oud om te sporten. Je hebt veel te veel schepen achter je verbrand. Het is niet anders. That’s life.
Je bent ook al het punt voorbij waarop je je doelen nog een beetje bijstelt. Realistisch probeert te maken, om nog een klein beetje te kunnen genieten van micro-overwinningen. Doelen heb je nog nauwelijks.
De laatste jaren van je bestaan spendeer je veel tijd in je bed. Dat is comfortabel. Jouw vertrouwde plek om je naar terug te trekken van de wereld die je in de steek heeft gelaten.
Het voordeel is dat je veel tijd hebt om na te denken. Over alle dingen die je nog had willen, maar ook kunnen doen. Maar er toch voor koos om het aan je voorbij te laten gaan.
Waarom?
Waarom zei je niet vaker wat je dwars zat? Waar je behoefte aan had? Waarom kwam je niet meer op voor waar je recht op had?
Ook jij had, net als ieder ander, het volste recht op het vervullen van je maximale potentie.
Om te streven naar de best mogelijke relatie, met de persoon waar je het meeste om gaf. Waarom accepteerde je minder? Waarom had je destijds niet alle kennis, maar vooral het zelfrespect, van nu?
Soms zijn de moeilijkste keuzes die je in het leven moet maken, ook de beste. Dat weet je. Dat wist je altijd al. Maar je weigerde het te geloven.
Waarom wilde je per se op je geld zitten? Waarom kon je het niet over je hart krijgen af en toe een euro meer uit te geven, om je eigen comfort en dat van anderen te verbeteren? Nu word je de rijkste persoon op de begraafplaats. En geen kinderen die je er gelukkig mee kunt maken. Ben je daar trots op?
Waarom ging je niet voor jezelf werken? Een boek schrijven? Reizen naar je droombestemming? Omdat je altijd wachtte op het perfecte moment.
Ha, perfectie. De grootste illusie van de moderne mens.
De piep in je oor word je inmiddels ook gek van. Ouderdom komt snel. Sneller dan je wilt. En ouderdom kent vele gebreken.
Je voelt dat het einde nadert. Je lijf voelt nog wel als het jouwe, maar ook weer niet.
En die verdomde piep wordt alleen maar harder.
Je sluit vrijwillig je ogen, in de hoop dat je in slaap valt. Je vindt het eigenlijk wel prima zo. Je hebt geen slecht leven gehad, maar je weet dat het op vele vlakken beter kon. En dat je daar zelf verantwoordelijk voor was. Je weet dat verantwoordelijkheid nemen over je eigen geluk de belangrijkste eigenschap is die je toen altijd hebt genegeerd. Tegen beter weten in.
De enige manier om je rust te vinden, is door in slaap te vallen. En je voelt dat het lukt.
Inmiddels ben je vrijwel volledig omringd door fel, wit licht. Recht voor je kijk je naar een steeds kleiner wordend cirkeltje. “Gek..”, denk je nog even.
Zodra het gaatje voor je volledig sluit, klapt je borst met ongekende kracht omhoog. Je mond trek je wagenwijd open en je zuigt voor je gevoel in een hap alle zuurstof uit de kamer.
Je gezicht doet vreselijk veel pijn. Je hoort overal om je heen weer die piep die je inmiddels bekend in de oren klinkt.
Er staan vijf mensen om je ziekenhuisbed heen.
“Ongelooflijk dit.. wat een wonder!”, hoor je de arts tegen de zusters zeggen.
Je hebt het gered. Een tweede kans. Een kans om die onvergetelijke beelden uit je toekomst weg te vagen en te vervangen voor iets beters.
Wat ga je vanaf nu anders doen?
Comments are closed.