Category

Geen categorie

Category

In een tijd waarin steeds vaker wordt gezegd dat “iedereen slim is op zijn of haar eigen manier,” lijkt de betekenis van het woord intelligentie steeds meer te vervagen. Maar als iedereen slim is, verliest het begrip zijn waarde. Dan is het op iedereen van toepassing. Zoals de weekhoroscoop.

Intelligentie is niet zomaar een aangeboren kwaliteit, noch een vaardigheid die automatisch groeit met leeftijd of ervaring. Het is een unieke combinatie van vaardigheden: het vermogen om informatie te verzamelen, die te verwerken en verbanden te leggen, en die informatie op het juiste moment terug te halen en effectief in te zetten. Dit is wat het onderscheidt van, bijvoorbeeld, aangeleerde routines.

Intelligentie is meer dan alleen weten hoe je iets moet doen of het onthouden van feiten. Het omvat de vaardigheid om kennis te vergaren, deze kritisch te analyseren en toe te passen in verschillende contexten. Het gaat over nieuwsgierigheid, creativiteit, en het vermogen om complexe verbanden te zien die voor anderen misschien niet (of nooit) zichtbaar zijn of begrepen worden.

Nieuwsgierigheid vormt de kern van intelligentie. Het is de drijfveer achter leren, ontdekken en creëren. Toch wordt deze eigenschap vaak onderdrukt door sociale verwachtingen, tijdsdruk en het idee dat vragen stellen een teken van zwakte is. Om echte intellectuele groei te stimuleren, moeten we nieuwsgierigheid herwaarderen en aanmoedigen, niet alleen bij kinderen, maar ook bij volwassenen.

Een timmerman die perfect een tafel kan bouwen is vakbekwaam. Maar pas als die timmerman nadenkt over het optimaliseren van zijn technieken, alternatieve materialen overweegt en creatief reageert op nieuwe uitdagingen, begint intelligentie een rol te spelen. Het is de diepte, niet de routine, die het verschil maakt. Verticaal, niet horizontaal.

Hoewel we graag geloven dat iedereen intelligent is (op zijn manier), zijn er meerdere factoren die bepalen waarom echte intellectuele vaardigheden relatief zeldzaam zijn.

  1. Kritisch denken is niet aangeboren
    De menselijke geest is geëvolueerd om snel beslissingen te nemen, niet om diep na te denken. Dit betekent dat de natuurlijke staat van ons brein gericht is op efficiëntie, niet op intellectuele inspanning. Kritisch denken vereist echter het tegenovergestelde: een bewuste en vaak tijdrovende poging om complexe informatie te verwerken.
  2. Intelligentie kost tijd en energie
    Intellectuele groei vraagt een bewuste investering van tijd en energie. In een wereld waarin snelheid en direct resultaat belangrijker worden geacht dan het proces van leren, ontbreekt vaak de ruimte om echt diepgaand te leren. Het is niet genoeg om simpelweg informatie te consumeren; je moet verbanden leggen, nieuwe ideeën genereren en kritisch evalueren wat je leert. Dit is een intensief proces dat niet iedereen bereid is te doorlopen. Iedereen kent het gevoel van je door een boek moeten ‘vechten’ wel. Het vergaren van kennis is daarmee te vergelijken. Het is niet makkelijk, ook niet altijd leuk, maar het dient een doel.
  3. Ervaring is niet hetzelfde als intelligentie
    Er bestaat een wijdverbreide misvatting dat ouder worden vanzelf leidt tot meer wijsheid. Veel mensen geloven dat door herhaaldelijk met dezelfde problemen geconfronteerd te worden, ze automatisch beter worden in het omgaan met die situaties. Maar zonder reflectie en bewust leren blijft ervaring oppervlakkig en beperkt. Intelligentie vraagt om meer dan ervaring; het vereist reflectie, analyse, en een bewust streven naar begrip en verbetering.
  4. De maatschappij waardeert snelheid boven diepgang
    We leven in een samenleving die snelheid boven kwaliteit stelt. Of het nu gaat om werk, technologie of communicatie, de nadruk ligt op snel resultaten behalen. Intelligentie, die vaak meer tijd kost om tot zijn recht te komen, past slecht in deze dynamiek.

Waarom oppervlakkigheid aantrekkelijk is

Oppervlakkigheid is comfortabel. Het biedt een manier om moeilijke vragen en complexe problemen te vermijden. Sociale media en andere vormen van snelle communicatie versterken dit. Korte berichten en directe feedback zorgen ervoor dat we snel reageren, maar zelden echt reflecteren.

Deze oppervlakkigheid heeft echter een prijs. Zonder mensen die bereid zijn om complexe vraagstukken te doorgronden, lopen we het risico vast te lopen in middelmatigheid. Innovatie en vooruitgang komen voort uit intellectuele diepgang, niet uit simplistische antwoorden.

Een ander aspect van oppervlakkigheid is dat het ons beschermt tegen cognitieve dissonantie – het ongemak dat ontstaat als we geconfronteerd worden met ideeën die onze overtuigingen uitdagen. Intelligentie vraagt juist dat je dit ongemak omarmt en gebruikt om te groeien.

Het gevaar van vereenvoudiging en oppervlakkigheid is dat complexe concepten worden gereduceerd tot hapklare brokken die de kern missen. Daarom zijn ‘shorts’ over complexe onderwerpen zo populair en dragen ze enorm bij aan de illusie van kennis. Hoewel het begrijpelijk is dat mensen snel en makkelijk toegang willen tot informatie, leidt dit vaak tot misverstanden of een vals gevoel van begrip. Echte intelligentie vereist dat je de complexiteit van een onderwerp omarmt en niet probeert alles te reduceren tot ‘5 simpele stappen’.

De rol van technologie

Technologie heeft onze relatie met intelligentie veranderd. Aan de ene kant stelt het ons in staat om sneller toegang te krijgen tot informatie. Aan de andere kant ontmoedigt het vaak het proces van zelf nadenken. Waarom zou je moeite doen om een probleem op te lossen als er een algoritme is dat het voor je kan doen?

Echter, ‘zelf nadenken’ is geen waardevolle eigenschap of productieve bezigheid an sich. Het is slechts effectief als het gebaseerd is op een degelijke fundering van kennis en begrip. ‘Gewoon kritisch blijven’ en ‘voor jezelf blijven nadenken’ zijn dan ook goedbedoeld, maar slecht advies. Technologie kan ons helpen om informatie sneller te verkrijgen, maar als we die informatie niet goed kunnen plaatsen of kritisch kunnen beoordelen, wordt ons vermogen om diepgaande vragen te stellen en complexe problemen zelfstandig te analyseren verzwakt. Technologie is een hulpmiddel, geen vervanger voor menselijke intelligentie. Toch lijkt het vaak alsof we onze kritische vaardigheden inruilen voor afhankelijkheid van systemen die we niet altijd begrijpen.

Ik ben van mening dat technologie verantwoordelijk wordt voor de moord op de geest van de mens. De algoritmes op social media creëren een echoput die je elke dag, de hele dag het idee geeft dat je gelijk hebt. Over alles. Je bent altijd slechts één zoekopdracht verwijderd van een continue bevestiging voor je (waan)ideeën. Zoek je op YouTube naar video’s dat de aarde plat is? Dan krijg je alleen nog maar kanalen te zien van mensen die dat voor je onderbouwen. Was de maanlanding nep? Dan komen alleen nog maar Joe Rogan podcasts bij je voorbij.

Het gevaar van inclusiviteit in de definitie van intelligentie

Het idee dat iedereen “op zijn of haar eigen manier slim is” klinkt aantrekkelijk, maar het leidt tot een verwatering van de betekenis van intelligentie. Deze inclusieve benadering lijkt op astrologie: het is geruststellend omdat het niemand uitsluit, maar het biedt weinig inhoudelijke waarde.

Een belangrijk probleem is dat deze brede definitie mensen ervan weerhoudt om intellectueel advies in te winnen. Als iedereen zichzelf als slim beschouwt, waarom zou je dan iemand anders inschakelen om je te helpen bij complexe vragen? Dit leidt niet alleen tot gemiste kansen, maar ook tot een afname in waardering voor echte intellectuele vaardigheden.

Het onderliggende probleem is dat veel mensen complexe vragen niet als zodanig beschouwen. De intuïtieve aanname is vaak dat je de antwoorden al kent, dat je alles wel kunt weten, zolang je er even over nadenkt. Dit zorgt ervoor dat mensen niet de waarde inzien van het inschakelen van iemand met diepgaande kennis of ervaring. Ze gaan ervan uit dat ze, door simpelweg ‘even te reflecteren’, al tot de juiste oplossing kunnen komen, terwijl de echte diepgang vaak pas bereikt wordt wanneer je buiten je eigen perspectief kijkt. Oplossingen bedenken op basis van beperkte kennis over complexe onderwerpen zoals filosofie of psychologie is als het bouwen van een ruimtevaartschip met alleen karton. Je hebt misschien een idee van wat er moet gebeuren, maar de middelen die je tot je beschikking hebt zijn onvoldoende om het gewenste resultaat te bereiken.

Het Dunning-Kruger-effect: de illusie van weten

Een van de meest fascinerende psychologische fenomenen in dit kader is het Dunning-Kruger-effect: het idee dat mensen met weinig kennis over een onderwerp hun eigen expertise vaak sterk overschatten. Dit komt deels omdat een béétje kennis al snel aanvoelt als een enorme sprong vooruit. Als je helemaal niets weet over een onderwerp en vervolgens één artikel leest, voelt dat alsof je een expert bent geworden (vergeleken met de andere persoon die er niets van weet). Je hebt immers je eerdere complete onwetendheid achter je gelaten.

Maar wat we vaak niet beseffen, is dat die eerste kennismaking met een onderwerp slechts het topje van de ijsberg is. Je bent je totaal niet bewust van het enorme spectrum aan kennis dat er nog bestaat. Sterker nog, echte experts weten vaak juist hoe weinig ze weten, omdat zij zich bewust zijn van de diepte en complexiteit van hun vakgebied.

De fout zit in de aanname dat kennis lineair groeit: “Ik heb nu één artikel gelezen, dus ik ben op weg naar meesterschap.” Maar ware kennis vereist een langdurig proces van verdieping, en dat betekent niet één artikel, maar soms wel honderden of duizenden boeken, wetenschappelijke publicaties, lezingen, cursussen en jarenlange ervaring. Alleen door dat proces te doorlopen, kom je tot het inzicht hoeveel er nog te leren valt en hoe weinig je echt weet.

Dit effect verklaart waarom veel mensen die net iets nieuws leren, vol overtuiging met anderen in discussie gaan, zonder te beseffen hoe beperkt hun begrip eigenlijk is. De weg naar echte intelligentie begint met het loslaten van de illusie dat je er al bent.

Dit zie je terug in de opkomst van bijvoorbeeld complottheorieën: mensen wantrouwen experts en denken dat hun eigen, vaak oppervlakkige onderzoek net zo waardevol is. Het ondermijnt de rol van intellectueel leiderschap en maakt ruimte voor misinformatie.

“Ah oké, je negeert de wetenschappelijke consensus van de internationale medische gemeenschap, omdat één persoon met een kruidengeneeskunde diploma een controversiële mening heeft over een onderwerp waar jij niets van afweet? Oké, logisch.”

Hoe kunnen we intelligentie opnieuw waarderen?

Intelligentie mag dan zeldzaam zijn, maar dat betekent niet dat we er niet meer aandacht aan kunnen schenken. Door kritisch te blijven nadenken en actief intellectuele vaardigheden te ontwikkelen, kunnen we niet alleen onszelf verbeteren, maar ook bijdragen aan een cultuur die intellectuele engagement stimuleert.

Investeer tijd in onderwerpen die je interesseren. Lees boeken, voer gesprekken met mensen die je uitdagen, en zoek naar verbanden tussen ideeën. Hoeveel mensen ken je die véél weten over specifieke onderwerpen buiten hun werk om? Die zich dagelijks specifiek bezighouden met hun kennisontwikkeling?

Intelligentie is meer dan een oppervlakkige vaardigheid of een aangeboren eigenschap. Het is een zeldzame, maar waardevolle combinatie van nieuwsgierigheid, kritisch denken en de bereidheid om diepgang te zoeken. In een wereld die snelheid en eenvoud boven alles stelt, is het belangrijker dan ooit om intellectuele vaardigheden te koesteren en opnieuw te leren waarderen.

Laten we erkennen dat niet iedereen slim is op zijn of haar eigen manier, en dat dit juist de waarde van intelligentie benadrukt. Want door deze unieke vaardigheid te respecteren, kunnen we de wereld een stukje beter begrijpen en bijdragen aan echte vooruitgang.

Ben je altijd de slimste persoon in de groep? Dan heb je nieuwe vrienden nodig.

het moet een
vrijdag of zaterdagavond
zijn geweest

al het drinken
dat hij doordeweeks niet deed
werd in het weekend
ruimschoots ingehaald

de ellende begon altijd
tijdens het avondeten
passieve agressie
genadeloze
neerbuigendheid

de spanning weer dikker
dan dichte
december
mist

je moeder
met haar handen
in haar haren
die haar tranen
onderdrukte

je broertje
met zijn hoofd
voorovergebogen
die zijn tijd
stilletjes uitzat

als leven
doodgaan
in slow-motion is
waren dit de momenten
waarop ik niets liever wilde
dan de superkracht
om vooruit te kunnen
spoelen

die nacht
was anders dan andere keren

die nacht
was speciaal

ik lag daar in het donker
in bed
te bidden
voor een god
waar ik niet in geloofde

toen ik het gerommel
buiten in de gang
hoorde
en het geluid
richting mijn
slaapkamerdeur
kwam

handen die zochten
naar de deurklink

handen die deze
tot mijn
ondraaglijke teleurstelling
uiteindelijk vonden

de deur die langzaam openging
en de hand
van de man met de zeis
die naar binnen gleed

zoekend
aftastend

toen die man
je vader
die leeftijdsgenoten
als held en
ideaalbeeld
beschouwden
de lichtknop vond

en met zijn ogen en mond
half open
een pijnlijke minuut later
in je kamer stond

kon je niets anders doen
dan toekijken
hoe dat lege omhulsel
dat niet zo lang geleden
nog op een mens leek
zich naar de hoek begaf
en zijn behoefte
daar
ter plekke
deed

die nacht
was anders dan andere keren
die nacht
was speciaal

die nacht
leerde een kind
dat demonen
niet alleen
in de hel
bestaan.

De liedjes die je samen zong

De smaak van haar tong

De maaltijden die je samen at

De hoek van de bank waar ze altijd zat

De foto’s die je samen nam

De blik in haar ogen als je thuiskwam

De rit die je samen maakte op die duistere dinsdag

De tegenligger die je niet zag

De seconde die je alles ontnam

De loop van het pistool die tegen je gehemelte aankwam 

De glimlach van acceptatie die je op je gezicht had

De laatste traan die je liet, je ogen sloot, en alles vergat.

Geluk is lastig te definiëren. Daarnaast ook contextgebonden. Geluk is – in tegenstelling tot wat je neigt te geloven of voelen – niet het uiterste van een spectrum, maar het  spectrum zelf. Het is daarmee ook geen einddoel. Althans, geen gepast of realistisch einddoel. We hebben altijd een primitieve behoefte aan patronen. Aan orde. Het is makkelijker om jezelf als ‘gelukkig’ of ‘ongelukkig’ te zien, in plaats van jaar in, jaar uit, na een talloze uren aan zelfreflectie, het volledige spectrum tussen euforie en de regelrechte hel te ervaren en hopelijk te begrijpen. 

Orde is de staat van leven waarin de handelingen die je verricht, op basis van de plannen die je maakt, de resultaten die je verwacht en wilt als gevolg heeft. Chaos ontstaat op het moment dat de uitkomst anders is dan je verwacht. Dan waar je je op hebt voorbereid. En dat kan catastrofale gevolgen hebben. Want als je niet weet wat er gebeurt, en waarom je je nu in deze situatie bevindt, weet je ook niet wat je nog meer kunt verwachten. Je weet niet waar je je nog op voor moet bereiden, dus bereid je je voor op alle mogelijke opties die je je kunt bedenken. En afhankelijk van hoe creatief je bent, zijn dat er heel veel. Je wordt over-voorbereid. Een symptoom van onzekerheid. Extreme stress en overbelastbaarheid kunnen dan niet uitblijven. 

Men gebruikt de term ‘relativeren’ maar al te graag tegenwoordig. “Je moet gewoon relativeren”. Relativeren is de illusie omarmen dat je weet hoe slecht het zou kunnen zijn, maar jezelf wijsmaken dat je het zó slecht nóg niet hebt. Dat zou tot een openbaring en een toename van geluksgevoel moeten leiden. In de realiteit vergelijk je het nu met wat ooit is geweest of met het beeld dat je van de toekomst hebt. Vergelijken heeft echter weinig zin, omdat we het vermogen hebben structureel onze baseline te verhogen of te verlagen. Daarnaast is het merendeel van onze herinneringen onnauwkeurig. De meeste herinneringen die we hebben aan momenten uit het verleden zijn totaal niet gebeurd zoals we denken. Herinneringen zijn gedachten in het nu, over momenten uit het verleden. Herinneringen zijn geen glasheldere projecties uit het verleden die we uit een beveiligde ladekast uit ons brein tevoorschijn toveren. Zo voelt het wel, maar zo werkt het niet. Beroep doen en vertrouwen op je herinneringen is uiterst dubieus en vertrouwen op je herinneringen over je emoties uit het verleden is zelfdeceptie.

Ons interne klimaat verandert zo vaak, voor een groot deel onbewust of onbedoeld, dat je eigenlijk niet eens van een normaal kunt spreken. Het is altijd normaal, op dit moment. Jezelf veel bezighouden met de toekomst is van weinig meerwaarde. Dat is zeker niet altijd het geval en ik begrijp dat het een ongenuanceerde uitspraak over een complex onderwerp is, maar dat neemt niet weg dat het in de context van dit stuk gepast is. Jezelf bezighouden met de toekomst is vooral een bezigheid voor mensen die hun geluk uit willen stellen tot een specifiek moment of gebeurtenis. Geluk toelaten zodra je meer geld verdient. Zodra je een andere partner hebt. Zodra je een groter huis kunt kopen. Om vervolgens ook dat grotere huis weer tot de rand te vullen met spullen die je niet nodig hebt en de muren op je af komen. Waar trek je de grens?

De grens zou al getrokken moeten worden bij de gedachte dat de toekomst altijd een verbeterde versie van het verleden zou moeten zijn. Met die instelling is het verleden namelijk altijd het raamwerk – de basis – voor de toekomst. Dat biedt minder (of geen) ruimte voor echte nieuwe kansen en mogelijkheden. Je kunt geen nieuwe kasten bouwen als je altijd dezelfde gebruiksaanwijzing bij de hand houdt. Het verleden kun je niet negeren of wissen, maar het is geen verplichting om er altijd op voort te borduren. Al je gedachten en ideeën over de toekomst kunnen dienen als algemene richtlijn, maar je geluk is voor een groot deel afhankelijk van je bereidheid om af te wijken van je initiële beeld van perfectie. Van je aanpassingsvermogen.

Kun je gelukkig zijn voordat er iets is gebeurd? Voordat je voldoet aan alle behoeftes die je hebt? Muziek die je wilt luisteren, mensen die je wilt omhelzen, reizen die je wilt maken, bedragen die je wilt verdienen? Kun je gelukkig zijn of moet je gelukkig worden gemaakt

Niets van wat hierboven staat draagt uiteindelijk bij aan gelukkig worden. Het is een traject dat geen eind kent, waarbij je elke keer weer het gevoel krijgt dat je het snapt, om vervolgens met de onvoorspelbare aard van het leven geconfronteerd te worden. Geluk is dan ook een manier van leven. Een dagelijks aandachtspunt. Een boek dat nooit is uitgelezen. Dat kan overweldigend voelen. Alsof het je nooit kan lukken om echt gelukkig te zijn, maar dat klopt niet. 

Kun je gelukkig zijn voordat er iets gebeurt? Waarbij ‘iets’ datgene is waarvan je vooraf denkt dat dat de laatste puzzelstuk is. Maar je kunt dus ook gelukkig zijn voordat je echt begrijpt wat je gelukkig maakt.

De zoektocht naar geluk is hetzelfde als de zoektocht naar God. De definitie is abstract. Het betekent niet voor iedereen hetzelfde. Maar de zoektocht is wat zingeving biedt. Het geeft je een reden om op te staan. Om door te gaan. Want misschien dat vandaag de dag is dat je weer net een stap dichterbij het antwoord komt.

Deze rit duurt inmiddels heel lang. Er komt gevoelsmatig echt geen eind aan. Het klinkt cliché, en het is in veel gevallen niet mogelijk, maar als je dit niet aanpakt als de individuele existentiële strijd die het uiteindelijk is, en er beter uit probeert te komen dan hoe je erin bent gegaan, gaat het je meer kosten dan alleen je onderneming of de gezellige avonden wijnen met de meiden.

Jij bent er klaar mee. Ik ben er klaar mee. Iedereen is er klaar mee. Geloof het of niet, je kunt een mening hebben over lockdowns en de algemene gang van zaken zonder de beschikbare data proberen te interpreteren voor je 48 volgers. En er constant naast zitten.

Dit daagt iedereen uit. Je vermogen om relatief goed te blijven leven wordt op de proef gesteld. Elke dag weer. Nee, het is niet voor iedereen even moeilijk. Ja, Jeff Bezos doet het nu beter dan ooit. Who cares? Daar gaat het niet om.

We zitten niet allemaal in hetzelfde schuitje. De één zit op een cruiseschip en de ander op een waterfiets, maar als het lang genoeg blijft regenen en de zondvloed komt, wordt het voor bijna iedereen een van de grootste uitdagingen die ze ooit hebben gehad. Niemand kan eindeloos blijven watertrappelen. 

Het is natuurlijk uiterst motiverend om onder video’s van je ‘leg day’ quotes te plaatsen als “what doesn’t kill you makes you stronger”, maar dit is de tijd om daadwerkelijke, structurele tegenslag te overleven. Dat kan positief zijn. Sterker nog, je zou het een privilege kunnen noemen om jezelf op deze manier te mogen leren kennen en er weer heelhuids uit te komen. Leren wie je echte vrienden zijn. Wie er voor je klaar staan. Wie je bij je hand pakken en je uit de diepste wateren weer op het droge trekken.

Karakter en vriendschappen worden alleen in de moeilijkste periodes op de proef gesteld. Niet de makkelijkste. Makkelijk kan iedereen volhouden. Makkelijk is precies dat, makkelijk. 

Dít is wat uitdaging inhoudt. Niet je leg extensions. Niet je fictieve glutenintolerantie.

De laatste jaren zullen ook niet de slechtste zijn die je ooit zult hebben. Alles is voorbereidend werk. Het ergste moet nog komen. Hoe bereid je je daarop voor? Hoe ga je er in de toekomst mee om?

Hoe ondragelijk het soms ook is, niemand zit te wachten op je continue geklaag op Instagram. Niemand. Het interesseert niemand hoe ‘woke’ je denkt te zijn. Wat je van de persconferenties vindt. We doen het allemaal – en dat is oké, het is een manier van copen – maar het helpt oprecht niemand. De kleine hoeveelheid mensen die positief of begripvol reageert op je berichten geeft je een vertekend beeld van de waarde van wat je zegt. Je schreeuwt een ruimte in vol bekenden die hetzelfde denken als jij. Daarom kun je het goed met elkaar vinden. Je benut een functie van een democratie, maar een voordeel voor je medemens is het niet. 

Het neemt momenteel een groot deel van ieders leven in beslag, maar het is niet hét leven. Constant licht laten schijnen op delen van jezelf die beter onbelicht kunnen blijven kunnen catastrofale gevolgen hebben op je toekomstige bestaan. Je verbrandt schepen achter je en die zijn onherstelbaar.

Nu, meer dan ooit, hebben anderen je nodig. Niet je zolderkamer onderzoeken. Niet je interpretatie van het nieuws. Jou. De persoon die je hiervoor was. En hierna weer zult zijn. 

“Ja maar Hugo de Jonge..”

“Ja maar Omicron..”

“Ja maar wist je dat..”

Vind je dat je in staat bent het leven van je naasten op dit moment te verbeteren? Al is het maar een beetje? Hulp te bieden daar waar nodig is? Als je daar niet vol overtuiging ja op kunt antwoorden, waarom denk je dan dat het productief is om je bezig te houden met geopolitiek? Met epidemiologie? Op welk punt heb je jezelf ervan overtuigd dat jouw mening hierover waardevol is? Of gepast? Hoeveel ervaring heb je met het oplossen van nieuwe, complexe, wereldwijde problematiek? Waarom hou je je daar dagelijks mee bezig, als de directe wereld om jou heen nog niet verbeterd wordt door jou?  Zou je er gewoon naast kunnen zitten? En samen met jou de luidruchtige minderheid op social media?

Deze strijd is uiteindelijk voornamelijk persoonlijk, maar samen wordt het wel makkelijker. Gedeelde smart is halve smart. Een collectieve individuele strijd, als het ware. En zodra dit niets meer is dan een vage herinnering aan een nare periode uit het verleden, wil je kunnen zeggen dat je ook deze demonen van je af hebt gevochten, en ongeslagen door kunt gaan met het leven. Althans, die aanname doe ik. Als je jaren later terug wilt kijken op je digitale tirades en je het idee hebt dat iemand daar beter van wordt, moet je dat zeker blijven doen.

Zolang je maar weet dat dat zelfdeceptie wordt genoemd.

Racisme bestaat. Op elk niveau. En er is niemand (zonder aantoonbaar beperkt denkvermogen) die dat ontkent. Je kunt een willekeurige pagina uit een geschiedenisboek openslaan en daar symptomen van racisme in vinden. Er bestaat een kans dat jij er slachtoffer van bent geweest. De kans dat je voorouders dat zijn geweest, is nog groter.

Als Joodse man heb ik er met regelmaat mee te maken gehad. Opmerkingen als: “Hamas, Hamas, Joden aan het gas!”, of “ben jij Jood? Dan moet je dood”, of een favoriet onder veel Rotterdammers: “kankerjoduhhh!!”. Al is dat laatste vermoedelijk geen racisme, maar een koosnaampje voor Ajacieden of politieagenten. Hoe dan ook, ik dwaal af..

Anekdotes kunnen, ondanks dat ze nuttig en soms waardevol zijn, niet als doorslaggevend bewijs worden gebruikt voor racisme op grote schaal. Voor institutioneel racisme. Toch start ik dit stuk er bewust mee. In de hoop dat ik jou, de lezer, in kan laten zien dat ik geen elitaire, apathische, bevoorrechte, witte man ben die zelfs als hij zijn best zou doen, nooit zou kunnen begrijpen hoe jij je voelt.

Ik begrijp hoe je je voelt.

Freud merkte ooit op dat het antisemitisme al bestond vóór het Jodendom.

Als iemand aan je vraagt of je je gele ster thuis bent vergeten, is dat beledigend. Sommigen vinden het grappig, dat realiseer ik me ook.

Als iemand aan je vraagt hoe heet je de oven het liefst hebt, is dat kwetsend. Anderen vinden het grappig, dat realiseer ik me ook.

Objectiviteit en subjectiviteit

Uit onderzoek blijkt dat Joden (daadwerkelijk onderzoek, niet zoals je tante die op verjaardagen zegt dat iets “uit onderzoek blijkt), vooralsnog de meeste last ondervinden van aantoonbaar racisme. Expliciet racisme. Bijvoorbeeld een hakenkruis dat op je auto wordt gekrast. Ik benadruk aantoonbaar, omdat het ook een gevoel kan zijn. Vermeend racisme. Subjectief. Dat maakt het een complexe kwestie, want discussiëren over gevoel, los van context, is nagenoeg onmogelijk. 

Op de basisschool te horen krijgen dat iemand je haar grappig of je ogen stom vindt, is geen racisme. Dat is een uitspraak van een ongeremd kind dat net het verschil tussen links en rechts begrijpt. Iemand die nog niet eens zindelijk is, twintig jaar later beschuldigen van racistische uitspraken over je kapsel, is dubieus. Racisme is bewust een bevolkingsgroep structureel benadelen. Niet per se doordacht, maar wel bewust.

Als dat een kind racistisch maakt, dien je dezelfde logica toe te passen op alle uitspraken van kinderen en niet selectief te zijn in je observaties. Dan zijn jongens die meisjes stom noemen ook seksistisch en als ze het “bah” vinden om handjes vast te houden met andere jongetjes, homofobisch.

Een nieuwe favoriet onder velen is de “onbewuste voorkeur” die blanke mensen zouden hebben. Ik vraag me af hoe we een fatsoenlijk gesprek over een onbewust gevoel of idee kunnen voeren. En hoe gepast het is om een verontschuldiging te verwachten van mensen, die schijnbaar een onbewuste voorkeur zouden hebben voor mensen die tot een andere groep behoren dan jij.

Zijn we inmiddels op het punt dat we een onbewuste voorkeur, die wij anderen opleggen, een hogere prioriteit geven dan de bewuste handelingen van diezelfde persoon? Zijn mijn handelingen minder belangrijk dan de onbewuste voorkeur die ik volgens jou zou hebben? Die onbewuste voorkeur zou ook nog eens zijn ontstaan door de conditionering vanaf mijn jeugd, vanwege de huidskleur waar ik mee geboren ben. Als mijn voorkeur onbewust is, en mijn handelingen in geen enkel opzicht duiden op racisme, hoe kunnen we dan ooit tot het punt komen dat we samen strijden voor een gezamenlijk doel?

Zijn gedachten en ideeën die mensen hebben, net zo belangrijk als de manifestatie van diezelfde gedachten? Moeten mannen wereldwijd verafschuwd en uitgekotst worden vanwege de gedachten die in hen opkomen als ze een aantrekkelijke vrouw op straat zien, ondanks dat ze niet naar die gedachten handelen? Moet jij gestraft worden, omdat je de schrijver van sommige artikelen op het internet het liefst zou wurgen? Als de vermeende onbewuste voorkeur het benoemen waard is, zijn bewuste gedachten die mensen hebben nog belangrijker en zouden we daar ook verantwoording voor moeten eisen.

Dit is niet hoe oplossingen ontstaan. Oplossingen voor existentiële problemen vind je – hoe confronterend dat ook is – nog steeds bijna altijd in de individuele bereidheid om te veranderen en verantwoordelijkheid te nemen voor je eigen handelingen. En voor het pad dat je zelf kiest om te creëren en te bewandelen. Je hebt eindeloos meer controle op je eigen keuzes, dan op de schijnbaar onbewuste voorkeur van mensen. Dat is het najagen van geesten.

Dat betekent niet dat er niet over dergelijke onderwerpen gesproken moet worden. Die gesprekken moeten wel gevoerd worden, maar vormen nauwelijks de basis voor productiviteit die leidt tot verandering. De meeste gevoelskwesties kunnen nooit worden opgelost, omdat het door te veel factoren wordt beïnvloed. Multifactorieel, in een onnodig pretentieus woord. 

Als Wang Xiu Ying en Kevin Jansen solliciteren bij hetzelfde bedrijf en Kevin wordt aangenomen. Is er dan sprake van racisme, of niet? 

Wat als het bedrijf in kwestie momenteel voor 98% bestaat uit werknemers met namen uit de Suske & Wiske? Percentages betekenen weinig zonder bijbehorende context. 98% klinkt als een enorme meerderheid, maar is 98% van vier personen ook significant? Percentages zonder context zijn zinloos. Zoals de effectiviteit van COVID-19 vaccins uitdrukken in percentages. Waarbij een variant die “maar” 80% bescherming biedt, als inferieur wordt gezien. De interpretatie van statistiek overlaten aan de gemiddelde burger is net zo gevaarlijk als iedereen een handwapen geven. Maar ik dwaal weer af.

Op welk punt, welk percentage, welke hoeveelheid, kun je van institutioneel racisme spreken? Wanneer is een bedrijf seksistisch en wanneer niet? Als zij precies 50% van de functies over de twee geslachten verdeelt? Of is het bedrijf dan discriminerend naar de groeiende genderneutrale groep in Nederland? Moeten zij dan ook een derde van de taart krijgen? Is de enige manier om de racistenstempel te voorkomen, je constant te conformeren aan alles wat er van je wordt gevraagd?

Is het “Aziatische privilege” dat de gemiddelde Aziaat in Amerika meer verdient dan een Amerikaan? En een grotere kans heeft om aangenomen te worden bij Ivy League universiteiten? Of heeft dat te maken met de buitengewone werkethiek en het in stand houden van het gezin, zoals de norm is bij de meeste Aziatische culturen? 

Complexe problemen kwantificeren kan niet. En..

Complexe problemen hebben geen eenvoudige oplossing

Om proactief oplossingsgericht te zijn, moet je een probleem kunnen definiëren en daarvoor ben je afhankelijk van taal.

Taal, of dat nu gesproken of geschreven is, moet onze gevoelens, intenties, gedachten, behoeftes, wensen, eisen en ideeën op een zo effectief mogelijke manier overbrengen op anderen. Woorden dragen een boodschap. Woorden zijn zelden de boodschap.

Woorden zonder context hebben minder betekenis. Dit verklaart waarom vrienden en bekenden op kunnen merken dat ik “zo een fucking Jood” ben als ik over geld praat en daar om gelachen kan worden. Het verklaart ook waarom voormalige Nazi-officieren niet weg kunnen komen met uitspraken over “die fucking Jood”, als ze interviews afleggen over hun vorige carrière.

Het zijn dezelfde woorden, maar omdat de bron (en intentie) anders is, komt het anders aan. Dat moet ook. Maar daar kun je alleen een gepaste conclusie over trekken als je de context weet en begrijpt. Generaliseren en woorden verbannen is onmogelijk en oneerlijk. Je bent zelf tegen generaliseren, weet je nog?

Je ziet hetzelfde terug in gangsterrap. Het N-woord wordt daar meer gebruikt dan lidwoorden, maar dat vindt men niet aanstootgevend. Of überhaupt opmerkelijk. Mensen met dezelfde huidskleur mogen dat. Die bedoelen het niet “zo”. Die hoeven zich niet te verontschuldigen voor de oppervlakkigheid of gewoonweg afschuwelijke daden van hun voorvaderen.

Dat betekent dat er ongeschreven regels bestaan over wie iets mag zeggen. En wanneer dat mag. En onder welke omstandigheden. En die regels verschillen per persoon. En per situatie.

Een oplossing die wel eens wordt voorgesteld, is dat je nooit iets over een persoon van een andere bevolkingsgroep zou moeten zeggen. Want als er een kans bestaat dat iemand dat beledigend zou kunnen vinden, mag het niet.

Nederlanders zouden dus wel mogen grappen over het spaarzame gedrag van andere Nederlanders. Of benoemen dat ze hun mede-Hollander wereldwijd, tot op de meest afgelegen plekken van het Amazonegebied, kunnen herkennen aan de witte Birkenstocks en de roodroze gloed over de huid “die morgen mooi bruin is”. Diezelfde Nederlanders mogen echter niet stereotyperen over Spanjaarden en de mañana-cultuur. Oftewel, grappen maken over hun luiheid.

Anderen zeggen weer dat blanken onder elkaar wel grappen mogen maken, maar je de grens moet trekken bij huidskleur. Als huidskleur de grens is, waarom kom je tegenwoordig dan ook niet meer weg met grappen over het andere geslacht? Of seksuele voorkeur? Of spreken met een accent? De beperkingen zijn eindeloos, omdat de mening van ieder individu dat gekwetst wordt, belangrijk wordt gemaakt. In de realiteit, is dat helaas een utopisch idee. Daarnaast is mensen constant proberen te beschermen tegen elke vorm van weerstand of tegenslag, op de lange termijn eerder belastend dan behulpzaam.

Op welk punt zullen we vrijheid van spraak en meningsuiting moeten bijstellen naar de overgevoeligheid van de mens in de 21ste eeuw?

Kan vrijheid van meningsuiting bestaan, zónder dat er een kans bestaat dat iemand jouw mening beledigend vindt?

Als je geaccepteerd wilt worden – écht geaccepteerd – moet je accepteren dat er soms grappen over je worden gemaakt. Als je een unieke behandeling eist, zul je altijd tot de minderheid behoren. Ook hier kun je niet selectief zijn in welke delen van de omgangsregels je accepteert.

Dingen zijn zelden zwart of wit (no pun intended)

We belanden hier in het grijze gebied. En het grijze gebied is waar bijna alles in het leven zich afspeelt. De twee uitersten liggen voor de hand. Spreken voor zich. Die kan iedereen aanwijzen en benoemen.

Amerikanen met witte puntzakken op hun hoofd.
MLK.

De antagonist en protagonist zijn zelden subtiel, maar wel de personages waar de meeste gesprekken over gaan.

Als je je niet constant publiekelijk uit zoals MLK dat deed, doe je iets niet goed. Het is niet goed genoeg om niet racistisch te zijn. Je moet een anti-racist zijn. En als je dat niet doet, moet je jezelf verantwoorden en in veel gevallen verontschuldigen.

“Waarom ben jij niet zoals ik? Zie je niet hoe erg ik hierop tegen ben? Ik vind dat jij ook zo moet zijn. Mijn mening en visie zijn dan wel altijd gebaseerd op de headlines uit het laatste nieuws, de berichten die ik lees op social media die gepost zijn door mensen die niet eens uit hun neus kunnen ademen en de laatste populaire Netflix-documentaire, maar toch moet jij denken zoals ik.”

Je moet je verontschuldigen voor dingen die je niet zegt. Voor handelingen die je niet verricht. Of voor de handelingen en uitspraken van anderen. Zelfs als die anderen in een andere eeuw leefden.

Het grijze gebied is anno 2021 verboden terrein. Als je niet links bent, ben je rechts. Niet alleen rechts, maar een fascist. Als je niet rechts bent, ben je links. En niet alleen links, maar een hipster met geitenwollensokken die geen vlees eet en bomen knuffelt.

We zijn zo tegen het fenomeen labelen, maar doen niets anders en we zijn er zo ontzettend slecht in. We denken anderen te kunnen doorgronden op basis van de partij waarop ze stemmen, muziek waar ze naar luisteren en uitgaansgelegenheden waar ze naartoe gaan.

Het collectief en het individu

Racisme kenmerkt zich door structurele beperkingen, meestal als gevolg van vooroordelen of regelrechte haat, puur en alleen op basis van “ras”. Ik gebruik aanhalingstekens vanwege de gedateerde term.

Als je racistisch bent, negeer je bewust alle lagen van iemands identiteit. Die lagen zijn er genoeg.

Je bent namelijk niet alleen Ethiopisch. Je bent ook man, vrouw en hebt tegenwoordig de vrijheid om te kiezen uit nieuwe uitingen van geslacht. Je kunt jezelf identificeren met een boom, als je dat wilt. Je bent hetero, homo of bi. Gelovig, atheïst of agnost. Of je “gelooft wel dat er iets moet zijn”. Je behoort tot een bepaalde sociale klasse. Je hebt een bepaalde mate van intelligentie. Of juist helemaal niet. Je bent fysiek aantrekkelijk voor veel mensen of voor een beperkte groep. Je bent welbespraakt of niet. Je bent kerngezond of helaas niet in de beste gezondheid. Je hebt bepaalde ideeën over hoe de wereld is en zou moeten zijn. Je bent een verzamelwerk van meningen. Van normen en waarden.

Al die lagen – en die zijn eindeloos – schuif je van tafel en je negatieve oordeel over een groep mensen berust puur en alleen op een singulair gegeven. Huidskleur.

Als moderne denker en “free spirit” gebruik jij natuurlijk geen labels. Dat is passé. Jij ziet iedereen als mens en behandelt iedereen op exact dezelfde manier. Altijd. Hou jezelf gerust voor de gek. Labelen en vooroordelen gebeuren structureel. Bij iedereen. Dat is handig. Het is onderdeel van het menselijk bewustzijn. Als elke keuze, groot en klein, elke dag weer, pas gemaakt kan worden na lang wikken en wegen, wordt het bestaan ondragelijk.

Hoe denk je dat intuïtie ontstaat over de jaren heen?  

Terwijl jij dit leest, denk je bewust en onbewust van alles over mij als schrijver van dit stuk. Dat doe je alleen maar op basis van deze tekst, dat gaat over één onderwerp. En ik geef je geen ongelijk.

Labelen is pas een probleem, als je anderen geen kans geeft van dat label af te komen. Als je een ander op een bepaalde manier behandelt door het label dat jij ze voorbarig gegeven hebt. Als mensen niet uit mogen leggen wat ze bedoelen met bepaalde uitspraken. Als ze altijd in twijfel worden getrokken. Als ze geen kans krijgen. Iemand die een keer liegt is geen leugenaar. Goede mensen doen ook soms slechte dingen. De definitie van iemand die closed-minded is, is iemand die overal labels op plakt, met het blinde vertrouwen dat alle labels altijd kloppen.

Mensen labelen op basis van kleur of afkomst is de ultieme vorm van kortzichtigheid en wordt in de meeste gevallen simpelweg niet gedaan. Het is makkelijker om te denken dat je benadeeld wordt vanwege het collectief waar je onderdeel van bent. Je bent gelukkig veel meer dan alleen de buitenste laag en het komt vaker wel dan niet voor, dat als er een oordeel over je wordt geveld, dat gebeurt op basis van de lagen die eronder zitten. Je normen, waarden, principes en idealen. Dat onder ogen durven komen, is een stuk meer confronterend.

Eerlijkheid en rechtvaardigheid

Er is ergens in de wereld iets gebeurd en daar vinden we iets van. Tot er later deze week ergens iets anders gebeurt. Dan vinden we daar iets van en vergeten we de gebeurtenis van de week ervoor.

Dat blijven we herhalen tot er nergens in de wereld meer iets gebeurt. Denken we. Als er ooit een tijd komt dat er niets meer gebeurt, zijn we tevreden.

Streven naar absolute rechtvaardigheid en eerlijkheid is een zelfopgelegde ideologie. Beide zijn je nooit door iemand beloofd, of hebben überhaupt tot de opties behoord. Het bestaat niet, heeft nooit bestaan en zal ook nooit bestaan. Alleen als je je interne monoloog – die als verslaggever dient voor het sprookje dat je het leven noemt – de overhand geeft, zul je daarin geloven. Dat noem je zelfdeceptie. De stem die je wijs blijft maken dat het kan. Dat jij het kan. Dat jij kunt helpen al het kwaad de wereld uit te drijven. Als je maar lang genoeg overemotioneel blijft worden van het leed van iemand die voelt dat hem of haar iets is aangedaan.

Het blinde activisme op Instagram en Facebook volgen. Mensen die zeggen dat ze ergens voor staan, maar toeristen zijn in de wereld van daadwerkelijk activisme. Ze komen en gaan. Verwarren overtuiging met kennis. Ze zijn vijftig keer per jaar tegen iets nieuws. Staan op voor onrechtvaardigheid in het deel van de wereld dat nu een hot item is.

Schreeuwen is niet altijd een expressie van verdriet. Onbegrip wordt ook op die manier geuit. Dat je de wereld niet begrijpt, betekent niet dat de wereld tegen je is.

Haat, angst, afkeer, maar ook alle tegenhangers van die emoties ontstaan op dezelfde plek. In ons half-ontwikkelde brein. We zijn net het station van barbaren gepasseerd, maar maken onszelf graag iets anders wijs door de overvloed aan mogelijkheden en ontwikkelingen binnen de samenleving van vandaag. Trek de stekker uit het stopcontact, ontneem ons elektriciteit en het internet en aanschouw hoe weinig stappen we van holbewoners verwijderd zijn.

Een bepaalde vorm van acceptatie en een realistisch wereldbeeld zijn essentieel om te kunnen blijven functioneren in het leven. 

We hebben geen controle over of invloed op de omstandigheden waarin we geboren worden. De kleur die je hebt, de god waar je in gelooft en je financiële situatie, zijn voor het overgrote deel van het eerste deel van je leven voor je bepaald. Waar we wel invloed op hebben, zijn de keuzes die we gaandeweg maken. Dat betekent niet dat elke keuze net zo makkelijk is, als het kiezen tussen een rood of blauw t-shirt. Maar wel dat je keuzes hebt en moet maken. ‘Keuzes’ hebben ook een spectrum van eenvoudig tot nagenoeg onmogelijk, maar het behoort nog steeds tot de luxe van kunnen kiezen.

Gesprekken over racisme moeten gevoerd blijven worden. Gesprekken over ideologieën moeten daarop aansluiten, want dat aspect wordt nauwelijks belicht. Waarom vind je een bovengemiddelde hoeveelheid alleenstaande moeders onder bepaalde bevolkingsgroepen? Waarom zijn er bovengemiddeld meer voortijdige schoolverlaters met een niet-Westerse achtergrond? Waarom zijn die verschillen er? Ontstaan verschillen altijd door racisme, of door culturele verschillen?

Het is makkelijk om de wereld te observeren en te concluderen dat er alleen maar verdriet en verderf is. Dat alles alleen maar erger wordt. Dat het moeilijk is om überhaupt van de wereld te houden. Je wordt bij elke poging die je waagt direct het veld uitgeslagen, door van alles te zien en te lezen waar je het niet mee eens bent. 

Het is ook makkelijk om altijd, heel nonchalant en volledig uit de mouw geschud, kritiek te uiten op regels en instituties, terwijl je je niet eens bewust bent van de toegevoegde waarde en orde waarvan ze jou dagelijks voorzien.

Het politieke en culturele landschap zijn de laatste jaren beduidend minder stabiel geworden. Een “cancel culture”, wordt het ook genoemd.

Als je een grap maakt over homoseksuelen, ben je een homofoob of homohater.
Als je een Chinees accent nadoet, ben je een racist.
Als je iets opmerkt over vrouwen, ben je een seksist.
Als je ergens iets over zegt, vindt ergens iemand dat heel erg vervelend en word je vanaf alle kanten belaagd.

Jezelf openbaar uiten is veranderd in een mijnenveld oversteken. Je mag niks meer, dus mensen doen het ook niet meer. We censureren vormen van kunst en van komedie. Verschillende komedianten van het hoogste niveau maken zich al jaren zorgen over de shift naar deze “cancel culture”. Ze stoppen ermee. De lol is uit komedie geslagen. Met fors geweld.

Nog even en we leven in een wereld waar je alleen nog maar de “trek eens aan mijn vinger” grap kunt maken. Of moet je je dan verontschuldigen aan mensen zonder vingers?

Ongeremdheid en politieke incorrectheid zijn kenmerken van komedie. Geen bugs.

Als je wilt handelen vanuit liefde, en dus de behoefte hebt om alles om je heen te zien floreren, zul je altijd interactie moeten hebben met de wereld en eerlijke, confronterende gesprekken moeten hebben met anderen en jezelf. 

Black Lives Matter? Absoluut. Zonder enige twijfel. Wie vindt dan van niet?

Noem eens honderd mensen in je omgeving die geen racist zijn. Noem er eens vijf die dat wel zijn. 

Something, something, isme

Woorden verliezen kracht als ze overmatig worden gebruikt. Door de eindeloze hoeveelheid lagen waar onze persoonlijkheid uit bestaat, is het onmogelijk om direct een woord dat eindigt op “isme” de ruimte in te gooien als iets je overkomt dat voor ongemak zorgt.

Hedendaags racisme lossen we niet op met nog meer racisme. Met “positieve discriminatie”. Onrechtvaardigheid lost geen onrechtvaardigheid op. Blanke mensen die niets over racisme mogen zeggen, omdat ze blank zijn, is datgene in stand houden waar je tegen vecht. Een argument is goed of slecht en staat los van de persoon die hem gebruikt. De “anti-racisme” ideologie is een overgesimplificeerde oplossing voor een complex probleem en hindert progressie.

We zijn er nog lang niet. Er bestaat nog te veel onnodig leed. Dat leed wordt hen bewust en onbewust aangedaan. Het verschil tussen het leven en de absolute hel, is dat er in de hel te veel mensen om je heen zijn die (doel)bewust en vrijwillig problemen naar de voorgrond schuiven. In het leven ontkom je niet aan verdriet. Er zullen vrienden ziek worden, familie zal overlijden, je zult financiële tegenslagen moeten overwinnen en relationele problemen moeten oplossen. 

Je hebt biologie tegen je, de tijd dringt, je moet het gewicht van maatschappelijke lasten dragen, proberen te voldoen aan de verwachtingen van jezelf en van anderen. Het is zo makkelijk om al het kwaad de overhand te geven. Met wrok door het leven te gaan door al het vermeende onrecht dat je wordt aangedaan.

Maar je maakt het voor niemand beter door van het leven de hel te maken. Door komedie te verafschuwen en te verbannen. Door vrijheid van spraak te beperken. Door meningsverschillen niet te kunnen verdragen. Door alles dood te knuppelen met nuance, terwijl het abstract je volledig ontgaat. Door nooit verbetering bij jezelf te zoeken, maar bij de oneerlijke wereld om je heen. Alles zou zo veel beter zijn, als anderen maar veranderen. Zolang jij dat zelf maar niet hoeft te doen.

Je kunt ook rust en orde ervaren, voordat alles en iedereen is gevormd naar jouw ideaalbeeld. 

Je kunt ook gelukkig zijn, voordat er iets gebeurt.

Nu het einde van de vakantieperiode weer definitief nadert, vervallen mensen in de dagelijkse sleur.

De prachtige sociale media spelen daar een grote rol bij. Wel wordt het duidelijk dat daar door meer dan een handvol mensen afkeer voor aan het ontstaan is.

Één van de redenen daarvoor, zo blijkt, is de continue drang van mensen om hun “kwetsbaarheid” te uiten. Digitale kwetsbaarheid, om het beestje maar even een gepaste naam te geven.

De ironie ontgaat je echter niet als je begrijpt hoe social media werkt. Dan is het al heel snel duidelijk dat het veel meer gaat om zieltjes winnen, en veel minder om oprechte kwetsbaarheid.

Een belangrijke factor om daadwerkelijk kwetsbaar te kunnen zijn, is onzekerheid over de uitkomst. Over de reacties die je kunt krijgen.

Ik stel me kwetsbaar op, als ik in een seculier land als Zweden, willekeurige mensen op straat probeer te bekeren tot mijn persoonlijke verlosser. De mensen die mij dan voorbij lopen, hebben niet bewust gekozen om mij op die dag tegen te komen. Ze kennen me niet en weten nog niet waar ik voor sta. Ik heb geen fanbase. Er is geen groepsdruk. We zijn twee onbekenden die ons toevallig op dezelfde tijd, op dezelfde plek bevinden. En ik ga jou eens even vertellen waar ik met hart en ziel in geloof. Wat mijn leven het leven waard maakt. Waar ik van hou.

Los van het algoritme op social media dat ervoor zorgt dat jij alleen maar content ziet dat je hoogst waarschijnlijk interessant vindt, en dus véél minder dan gezond voor je is, geconfronteerd wordt met foto’s en verhalen die tegen jouw overtuigingen in gaan, bestaat er vrije keus.

De verhalen die je schrijft en foto’s die je plaatst, worden hoogst waarschijnlijk voor het overgrote deel bekeken en gelezen, door mensen die jou vrijwillig volgen. Om wie je bent en om wat je doet. Dat zijn geen mensen die je het kwade in de wereld gunnen. Die liever niet je ondergang aanschouwen. Het zijn mensen die jij inspireert en motiveert. Ja, ook met je cellulitis, je acné en je burn-out.

De mens is over het algemeen goed van aard. Statistisch gezien is de kans dat je haatvolle reacties onder je foto in je string krijgt op je eigen social media kanaal, zo goed als 0. Dat weet jij, net zo goed als ik. Geloof je me niet? Plaats diezelfde video’s van je “hamstring oefening” eens op het forum van praktiserende gelovigen en vergelijk het verschil. Je kiest het medium bewust, omdat je op voorhand weet dat men er open voor staat. Dat heet marketing inderdaad.

Dat maakt de uitkomst zeer voorspelbaar en doet het idee van kwetsbaarheid teniet.

Kwetsbaarheid moet gepaard gaan met onzekerheid over de uitkomst.

Als dat niet het geval is, spreken we gewoon over vragen om aandacht.

En daar is hélemaal niets mis mee. Het mooiste is dat, als je precies dát zou toegeven, dat je het alleen maar doet omdat je echt heel veel van aandacht houdt, je jezelf oprecht kwetsbaar zou opstellen.

Ik weet namelijk niet hoe mensen daarop zouden reageren, want niemand die dat toegeeft. Weet jij het wel?

We lachen en we gieren en we brullen om typetjes op tv die compleet buiten de norm van maatschappelijke verwachtingen vallen. “Kijk haar nou”. En we verafgoden onszelf omdat we zo ontzettend “real” zijn. Zo uniek en anders dan anderen. Terwijl we met een grote glimlach alle likes en reacties van onze kloontjes bewonderen. Die toevallig allemaal net zo “real” zijn als wij.

De authenticiteit is volledig een fabricatie van je eigen geest. Waarschijnlijk zo echt als de verlosser die onze Zweedse Jehova’s getuigen anderen momenteel aansmeren. 

Er is geen sprake van authenticiteit, maar een geleidelijke transitie van de mens naar digitale handelswaar.

Een continue proces van jezelf zo veel waard mogelijk maken in de ogen van anderen. De perceptie van waarde.

Niet mee eens?

We hebben letterlijk digitale hoogtepunten, waar we al onze mooiste vakanties, feestjes, outfits en maaltijden vast kunnen leggen. Dat creëert uiterst gepast een beperkt beeld van het leven dat je leidt. 

We posten niet de diarree die we hadden tijdens onze vlucht in business class, niet de ruzies met onze partners om onnozele onderwerpen die je na een uur al vergeet en niet de financiële problemen die ontstaan omdat we voor onze volgers leven, in plaats van voor onszelf.

We maken screenshots van elk compliment dat we ontvangen. “Kijk eens wat iemand over mij zegt! Hoe goed ik ben!”. We maken verzamelingen van alle goede daden die we hebben verricht. We willen dat iedereen weet, zelfs volslagen vreemden, dat we jarig zijn.

We moeten waardevol zijn in de ogen van zo veel mogelijk mensen. Elke dag weer. Jezelf kwetsbaar opstellen, is één van de vele trends die de laatste jaren voorbij zijn gekomen, om dat mogelijk te maken.

Niets mis mee.

Maar mag best gezegd worden.

Saamhorigheid. Verbintenis. Begrip.

Allemaal woorden die de meesten positief interpreteren en waar velen ook naar streven in het leven.

We zijn namelijk allemaal mens, met onze eigen tekortkomingen, geheimen en onzekerheden.

In deze digitale wereld is dat een mooie match. We zijn op zoek naar verbinding en gepaard met onze onzekerheden kunnen we snel een groot publiek vinden dat ons met liefde en vol begrip omarmt.

Al met al klinkt dat als een perfecte uitkomst, maar er is een belangrijk kantelpunt.

Op social media creëeren steeds meer mensen een identiteit om hun leed heen. Om ongelukkige gebeurtenissen uit het verleden. En om de illusie van kwetsbaarheid.

Een persoon die geen moeite heeft met zich kwetsbaar opstellen, is een persoon die risico’s neemt. Een persoon die zich durft te laten gaan, zonder dat er een bepaald resultaat gegarandeerd is. Een persoon die weet dat er geoordeeld kan worden, zonder zich te laten verlammen door wat dat oordeel zou kunnen zijn.

Wekelijks huilen op social media, is dat niet.

De vrouw die vroeger te dik was. De hipster die vegan wordt. De 25-jarige die een burn-out heeft gehad en nu genoeg one-liners heeft onthouden om zichzelf life-coach te noemen.

Dat zijn allemaal moderne elevator pitches die men in hun Instagram biografie plaatst en wat als basis dient voor hun hele online imago.

Het zijn dan geen gebeurtenissen uit het verleden meer, ze worden en blijven permanent die gebeurtenissen.

Begrijp me niet verkeerd. Ik stel in geen enkel opzicht dat er geen nare dingen kunnen gebeuren in het leven. Het leven is hard, vaak genadeloos en meestal oneerlijk. Ik realiseer me ook, dat dat voor veel mensen blijvende schade aanricht.

Maar dat is niet het punt.

Het punt is, dat je meer bent dan de puisten die je vroeger had. Je bent meer dan je gemene stiefvader die je allang niet meer spreekt.

Ik stel ook niet, dat het erg is dat je de behoefte hebt om constant aan iedereen te laten weten hoe moeilijk je het hebt en dat de online schouderklopjes inmiddels een verslaving zijn geworden.

Het is wel erg, als je dat niet inziet.

Want de vraag is, waar ben je nu precies naar op zoek? Wat is het eindresultaat waar je aan werkt? En hoe draagt dit gedrag daar aan bij?

Als je vader in je jonge jaren alcoholist was en daardoor losse handjes kreeg, wat is dan het doel van het delen met alle onbekende namen en gezichten op social media?

Wil je begrip? Zijn je familieleden en daadwerkelijke vrienden dan niet genoeg?

Wil je hulp? Zijn de eindeloze hoeveelheid gebruikersnamen daar beter in dan mensen die je daadwerkelijk kunnen helpen, omdat dat hun vakgebied is?

Wordt het probleem daadwerkelijk beter? Ga je vooruit? Of dienen de likes en reacties als tijdelijke pleisters om de pijn heel even te verdoven?

Het antwoord, is dat bijna iedereen, bijna altijd, aandacht wil. Doodgewone aandacht.

En nogmaals; dat is niet erg. Het is erg als je dat niet toe durft te geven.

De ironie is dat als je dat erkent en het openbaar bekend maakt, dat oprechte kwetsbaarheid is.

Jezelf op een bureaustoel voor je webcam plaatsen en drie uur in tranen aan mensen die je niet kent en nooit zult kennen vertellen hoeveel verdriet je ervaart omdat je hooikoorts hebt, is géén kwetsbaarheid. Het is jezelf en anderen voor de gek houden. Zieltjes winnen, noemen ze dat.

De belangrijkste vraag is dan natuurlijk: wat is erger, de persoon die het doet (en er iets mee wint) of de massa die er elke keer weer intrapt en het gedrag klakkeloos overneemt?

Je bent geen vegan. Je bent niet je fibromyalgie. Je bent niet je burn-out.

Misschien een idee om daar zelf ook eens op die manier over na te denken, want je ooms en tantes kunnen echt niet nóg een verjaardag naar je verhalen luisteren over hoe je chlamydia hebt overwonnen.

Ik postte onlangs bovenstaande video in mijn stories op Instagram en meer dan één persoon voelde zich geroepen om daar op een belerende wijze commentaar op te geven.

Ik bankdruk met een holle rug. Sommigen hanteren liever de term ‘kromme rug’, maar dat zegt meer over de persoon die die woorden kiest, dan over mijn rug.

Hieronder een aantal veelvoorkomende kritiekpunten, en waarom die kritiek onterecht is.

Al die spanning is slecht voor je rug

Het is ironisch dat mensen die dag en nacht in (of voor) de sportschool leven, een natuurlijke holling van de rug accentueren, als slecht bestempelen. Je kunt eindeloos veel kilo’s leg pressen, honderden grammen eiwit eten en veertig bicepoefeningen per week doen, maar je rug hol trekken zou slecht en onnatuurlijk zijn. Dat vind ik een vreemde constatering. 

Daarnaast is er bij het bankdrukken geen sprake van verticale spanning op de ruggengraat, zoals bij een squat of een overhead press. Ondanks dat je je rug hol trekt, neemt de verticale belasting op de ruggengraat niet toe en neem je geen onnodig risico.

Veel krachtsporters ondervinden vaak schouderklachten en het hollen van je rug stelt je in staat je schouders stevig in het bankje te verankeren, waardoor schouderbeweging beperkt of voorkomen wordt, en je de gezondheid van je schouders langer kunt blijven waarborgen. Dan kun je de komende jaren dus nog elke maandag incline, decline en plat bankdrukken met een barbell én dumbbells. En daarna flyes vanuit elke hoek doen. Want dat is niet gek(?)

Je rug hollen is valsspelen

Deze uitspraak is hét bewijs dat logisch beredeneren veel te veel gevraagd is, omdat dit argument zo vol gaten zit dat je er vanuit elke hoek dwars doorheen kunt kijken. 

Is een squat valsspelen omdat je dat met twee benen doet, in plaats van op één been, zoals bij een split squat? Nee, en die vergelijking maak je (hoop ik) niet, want het zijn verschillende oefeningen. 

Zo verschilt een powerlift bench press van een floor press van een touch & go bench press van een guillotine press van een flat bench press. Of een kipping pull up van een strikte pull up. Er zijn verschillende oefeningen voor verschillende sporten en doeleinden. 

Dat iemand een oefening kiest die niet voldoet aan jouw maatstaven (die gebaseerd zijn op de illusie van kennis die je jezelf hebt aangepraat), maakt het geen slechte oefening.

Daarnaast verkort het hollen van je rug de bewegingsafstand, waardoor je, zodra je de techniek onder de knie hebt, in veel gevallen (maar niet allemaal) meer gewicht kunt verplaatsen. Weet je wat het nadeel is van meer gewicht? Dat het zwaarder en moeilijker is.

Het hollen van je rug kent voordelen en nadelen, die niet altijd op iedereen van toepassing zijn. Het is aan jou om oefeningen te selecteren die het beste bij jou en je doelen passen, en je niet direct laat overtuigen door Marcel bij de Fit For Free die het allemaal al weet omdat hij dit al dertig jaar doet. Zegt hij. 

Doe je eigen research. Stel de nodige kritische vragen. Neem alles op een objectie wijze in overweging. Maak je keuzes. Durf achteraf van gedachten te veranderen.